Proefbedrijf biologische landbouw: “Door te werken als een proefbedrijf, staan we meer in de realiteit”

Bodemvruchtbaarheid is de sleutel van een goed groeiend gewas. “Kunstmest is uiteraard verboden”, benadrukt Inagro-expert biologische landbouw Lieven Delanote.
Bodemvruchtbaarheid is de sleutel van een goed groeiend gewas. “Kunstmest is uiteraard verboden”, benadrukt Inagro-expert biologische landbouw Lieven Delanote. - Foto: MV

Het is pas na midden jaren 90 dat biologische landbouw in België echt begon op te komen. Het gaat om een landbouwvorm die rekening houdt met het milieu en de omgeving, en dus is chemische gewasbescherming uit den boze. Ook zijn er restricties op het vlak van bemesting, zaaizaad en plantmateriaal. Omdat dit eventueel een negatieve impact kan hebben op de opbrengsten van de teelt, en dus op de rendabiliteit van het landbouwbedrijf was er nood aan doorgedreven kennis over hoe een landbouwbedrijf succesvol aan biologische landbouw kan doen.

Oprichting in jaren ‘90

Inagro startte daarom in de jaren ’90 met onderzoek naar biologische landbouw. In eerste instantie was dit beperkt tot enkele rassenproeven in de aardappel- en graanteelt. In 1996 werd het Europese 5b-Programma voor de ontwikkeling van het platteland uitgerold in de Westhoek en werden er heel wat regionale projecten uitgevoerd. “Eén van die projecten handelde rond biolandbouw”, geeft Inagro-expert biologische landbouw Lieven Delanote mee. Vanuit dat project groeide in 1998 het Vlaamse Proefcentrum voor de Biologische Teelt (PCBT) vzw met huisvesting op de site van Inagro. Zo kon de Vlaamse boer gericht advies krijgen rond de biologische akkerbouw en groenteteelt.

Om goed advies te kunnen verlenen, moest er echter degelijke informatie zijn. “Een proefbedrijf bio was dus wel op zijn plaats”, vertelt Delanote. Naast de toenmalige site van Inagro kwam er in 2000 een boerderij vrij van een landbouwer zonder opvolgers. Die had een klein gemengd bedrijf van een tiental ha op de typische zandleemgrond van de streek. De landbouwer hield melkvee, varkens, wat akkerbouw en groenten.

Deze boerderij werd aangekocht in 2001 door provincie West-Vlaanderen en werd aan Inagro ter beschikking gesteld voor onderzoek biologische landbouw. De gronden werden meteen omgeschakeld en waren dus officieel bio in 2003. “Het proefbedrijf fungeert als een aparte entiteit binnen Inagro en geniet volledige autonomie om te experimenteren met bio. De nabijheid van Inagro is anderzijds een grote troef. De administratie wordt er geregeld en we kunnen ook terecht bij onze gangbare collega’s met teeltspecifieke vragen. Met hun informatie gaan we dan aan de slag in biologische context. Omgekeerd kijken zij ook meer en meer over het muurtje en zijn ze benieuwd naar teelttechnieken uit biologische landbouw. Ondertussen zijn we zo’n 20 jaar bezig. We hebben zo veel boeren kunnen helpen met advies. Dat zullen we vieren.”

Een proefbedrijf bio is op zijn plaats om goed advies te kunnen verlenen, want zo ontstaat degelijke informatie.
Een proefbedrijf bio is op zijn plaats om goed advies te kunnen verlenen, want zo ontstaat degelijke informatie. - Foto: MV

Proefbedrijf, geen proefstation

Ondertussen is het proefbedrijf biologische landbouw al wat uitgegroeid. In het begin was er 10 ha ter beschikking voor biologische landbouw, nu kan er op 13 ha volop geëxperimenteerd worden op het vlak van biolandbouw.

“Omdat de vruchtwisseling een belangrijke hoeksteen is van een succesvol biologisch bedrijf, kozen we van bij de start voor een vaste rotatie en een praktijkgerichte bedrijfsvoering. Onderzoek en bedrijfsvoering staan er op gelijke voet en, naast de eigenlijke onderzoeksresultaten, genereren we op die manier erg veel praktijkervaring. We volgen de teelten volledig op van zaai of plant tot vermarkting. Zo brengen we de hele keten in kaart en kunnen we ook onderzoeken wat rendabel is voor de landbouwer en wat niet, waar de verbeterpunten liggen, enzovoort. Op die manier leren we ook de grenzen van de markt kennen.”

Nieuwe gebouwen en machines

De focus werd dus duidelijk eerst gelegd op het land. Hier moest in eerste instantie geloofwaardigheid worden verdiend. Deze erkenning kwam er vrij snel, zodat ook de nood voor verdere doorontwikkeling van de site nodig werd. Vroeger stond er op het erf een oud woonhuis met schuur en stallen. In 2010 werd een nieuwe loods gezet voor de machines, werkruimte, stockage en mestopslag. In 2020 werd het woonhuis uiteindelijk afgebroken om er een nieuwe woning te bouwen voor de bedrijfsleiders Tom en Machteld Decuypere-Denys

Daarnaast werd er van bij het begin in een slagvaardig en praktijkrelevant machinepark geïnvesteerd, met een belangrijke focus op een professionele mechanische onkruidbeheersing en op bodemvriendelijk werken. Rtk-gps past volledig in deze ontwikkeling. In 2016 werd zo een tractor aangekocht waarbij de smalle banden op 3 m spoorbreedte staan. “We rijden met rtk-gps altijd op dezelfde sporen, zodat de grond zo weinig mogelijk bereden wordt. Na 5 jaar zien we dat onze grond minder compacteert en meer poriën bevat”, vertelt Delanote.

6-jarige rotatie

Om het land te bewerken is niet-kerende bodembewerking van belang. Bodemvruchtbaarheid is de sleutel van een goed groeiend gewas. “Kunstmest is uiteraard verboden”, benadrukt hij.

Op het proefbedrijf werd gekozen voor een 6-jarige rotatie. Eerst komen er graangewassen op het veld gecombineerd met een klavergroenbemester, daarna is het de beurt aan een koolgewas. Deze teelt wordt respectievelijk gevolgd door de aardappelteelt, tijdelijk grasland, prei en een wortelgewas, zoals knolselder en witloof. Daarna start de cyclus opnieuw. “Natuurlijk moet ieder bedrijf voor zichzelf bekijken wat de meest geschikte rotatie is. Werken met 6 opeenvolgende teelten is heilig om ziekten en plagen tegen te gaan, maar de landbouwer moet er natuurlijk nog aan verdienen. Groenten en kolen zijn dus dankbaar in een rotatie. Daarnaast moet men telen naar de bodem die men heeft, en moeten sowieso rustgewassen en groenbemesters op bepaalde momenten ingepland zitten.”

De oogst van het grasland gaat naar biologische melkveehouders. “Van hen krijgen we dan weer mest om op het proefbedrijf te gebruiken. Zo helpen we mekaar”, aldus Delanote.

Proefwerking

Rond het proefbedrijf staan 12 percelen waarop vaste vruchtwisseling van het bedrijf van toepassing is. Hierin wordt de proefveldwerking zoveel mogelijk ingepast. Daarnaast zijn ook nog enkele losse percelen, en die worden ingericht om specifieke vragen van derden te onderzoeken. Dan gaat het om bedrijven, maar ook de overheid. De informatie die wordt gecreëerd door de proefveldwerking, geeft Delanote door aan de landbouwers. Hij is groepsvoorzitter van de afdeling bio, die ondertussen een tiental medewerkers heeft en geeft ook individuele voorlichting rond biologische akkerbouw en groenteteelt.

Onderzoekers volgen de teelten volledig op van zaai of plant tot vermarkting. Zo brengen we de hele keten in kaart en kunnen we ook onderzoeken wat rendabel is voor de landbouwer, waar de verbeterpunten liggen,  enzovoort , aldus Lieven Delanote.
Onderzoekers volgen de teelten volledig op van zaai of plant tot vermarkting. Zo brengen we de hele keten in kaart en kunnen we ook onderzoeken wat rendabel is voor de landbouwer, waar de verbeterpunten liggen, enzovoort , aldus Lieven Delanote. - Foto: MV

Dit jaar wordt op het proefbedrijf daarom weer een Biovelddag georganiseerd op 21 juni. “De thema’s zijn actueel, en gaan van rassenkeuze, tot het testen van groenbemesters en mogelijkheden rond onkruidbestrijding.”

Marlies Vleugels

Enkele lopende proeven

In een proef in aardappel worden een 30-tal rassen geschikt voor de bioteelt naast elkaar gelegd. De meeste rassen staan al op de rassenlijst en hebben een naam, maar er zijn ook enkele nieuwe rassen onder nummer. “Vroeger waren er slechts 2 plaagresistente rassen, nu zijn er al 15 à 20 dergelijke rassen die ook een goede kwaliteit hebben”, legt Delanote uit. Eén van de belangrijkste parameters is de natuurlijke resistentie tegen aardappelplaag. “Vorig jaar was er een grote plaagdruk in aardappel, dus die problematiek blijft heersen.” Daarnaast wordt gekeken naar de klassieke parameters, zoals de smaak na het koken. Voor de proef wordt ook samenwerkt met het Proefcentrum voor de Aardappelteelt.

In granen lopen er ook meerdere proeven. Zo doet Inagro dit voorjaar een rassenproef in lupinen. Ze worden ook op 2 tijdstippen uitgezaaid (eind maart en midden april). Verder ligt er een proef aan waarbij een zomertarweteelt gecombineerd wordt met veldbonen en zomergerst met droge erwten. Om de proef te beschermen tegen duivenschade, wordt ze afgedekt met een net in de beginfase van de teelt. Met deze proeven spelen we in op de groeiende vraag voor meer zelfvoorziening en de vooropgestelde eiwittransitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten voor humane voeding.

Inagro legde ook een proef in koolgewassen aan. Zo worden er onder andere proeven gedaan naar oplossingen tegen koolvlieg. “We zoeken alternatieven voor Tracer”, klinkt het.

Wat betreft groenbemesters worden er wel meer proeven aangelegd. “Voor bio is dit meer dan een volwaardig gewas, we zien bovendien dat het goed is voor het leven in de bodem.” Zo worden meerdere mengsels met 2 à 3 soorten uitgezaaid om te vergelijken. Daarnaast worden ook de bodemvruchtbaarheid en het stikstofgehalte in de bodem opgevolgd.

Inagro doet ook proeven voor de kleinere bedrijven, zoals CSA-bedrijven. Die telen bijvoorbeeld ook graag uien om te verkopen voor de directe verkoop, maar kunnen hiervoor uiteraard geen specifiek machinepark ontwikkelen. Daarom kiezen ze vaak voor plantuien of geplante zaaiuien. Verschillende rassen rode en gele uien van planttuinen zullen met elkaar vergeleken worden. Dat wordt vergeleken met geplante zaaiajuinen. “In het algemeen bekijken we welk type ui het beste is. De resistentie naar meeldauw en bewaarbaarheid zijn enkele parameters die we opvolgen.”

Achteraan het proefbedrijf ligt nog een kleine vergelijkende demoproef waarin ploegen wordt vergeleken met niet kerende grondbewerking. Bij de opstart was ploegen de referentie. Nu is het omgekeerd. “We kunnen geen duidelijke lijn trekken, maar merken naar opbrengst toe weinig verschil. Naar bodemleven is er wel een groot verschil te bemerken ten gunste van niet kerend. Dit maakt dat de grond beter bewerkbaar is. Dit is ook een voordeel voor mechanische onkruidbestrijding. Wellicht kiemt er bij niet-kerende grondbewerking wel meer onkruid, maar dit wordt ruim gecompenseerd door de betere bewerkbaarheid van de grond.

MV

Meest recent

Meest recent