De gele kruisbloemigen zijn talrijk en worden onder botanisten ook wel eens ‘gele krengen’ genoemd, omdat ze niet zo eenvoudig uit elkaar te houden zijn. Eens de hauwen er zijn, wordt het een pak makkelijker om ze uit elkaar te houden. Een hauw van de bruine mosterd is lang en fijn en heeft een relatief kort ‘snaveltje’ (het uiteinde van de hauw waarin hier geen zaden zitten). Een hauw bevat 6 tot 15 zaden. Een hauw van de gele mosterd is iets korter en dikker met een lange platte snavel en de hauw is ruw behaard. De gele zaden zitten per 4 tot 8 in een hauw en zijn dikker dan de bruine zaden.
Bruine mosterd of Sareptamosterd (Brassica juncea) houdt van warmte en is, net als gele mosterd, een snelgroeiende plant die veel biomassa kan produceren.
Onderzoekers merken bovendien dat de ontwikkeling van de bruine mosterd iets achterloopt op de gele. Of dit door het klimaat of door de soort komt, is niet duidelijk.
De gele mosterd is bijna volledig dor en bruin, de bruine mosterd is nog hoofdzakelijk groen. Voor de landbouwer is het vooral belangrijk dat er tijdig gezaaid en geoogst kan worden, omwille van het risico op uitval bij extreme weersomstandigheden wanneer het zaad afgerijpt is. De hauwen van de gele mosterd laten zich net iets moeilijker openen dan die van de bruine, die bij geringe druk al splitsen en hun zaadjes prijsgeven.