Startpagina Economie

“Het nieuwe GLB moet doelgerichter”

Vorige maand lekte een nota van de Europese Commissie i.v.m. het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB 2020). De tekortkomingen van de directe inkomenssteun krijgen daarin de nodige aandacht. De Europese Commissie (EC) wil die gerichter toekennen, maar tegelijk ook vereenvoudigen. Verdere afbouw lijkt bovendien onvermijdelijk.

Leestijd : 7 min

Nadat een gelekte nota een tipje van de sluier oplichtte over de inhoud van het nieuwe GLB organiseerden de Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij en de Belgische Vereniging voor Landbouweconomie een evenement met Tassos Haniotis en Frank van Tongeren, respectievelijk verbonden aan de Europese Commissie en de OESO, om meer te weten te komen. Beide sprekers gaven hun visie op de richting die het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid uit lijkt te gaan.

Blijft de inkomenssteun op basis van hectaren behouden, of wordt het een beleid op maat van landbouwbedrijven? Laat je dat maatwerk dan niet beter over aan de individuele lidstaten? Of moet de EC dan maar volledig afzien van directe betalingen? Welke bescherming hebben landbouwers dan nog tegen de prijsvolatiliteit op de wereldmarkt? Hoe blijft er dan ruimte over om te investeren in toekomstige concurrentiekracht, of in maatregelen voor milieu, klimaat of dierenwelzijn?

Onzekerheid

“In 1989 ben ik beginnen werken voor de Europese Commissie. In al die jaren heb ik nog nooit zoveel onzekerheid gezien over de toekomst, over waar we heengaan, als nu.” Tassos Haniotis, directeur Strategie, Vereenvoudiging en Beleidsanalyse bij het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling (DG AGRI) van de Europese Commissie belooft alvast geen concrete antwoorden i.v.m. de Brexit of waar het budget heen zal gaan.

Liever spreekt hij zich uit over waar het huidige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) tekortschiet, en hoe DG AGRI dat in het nieuwe GLB denkt recht te trekken. Ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) evalueerde het huidige GLB, en heeft een aantal aanbevelingen klaar. Afdelingshoofd Handel en Landbouw van de organisatie, Frank van Tongeren, licht ze toe.

Directe inkomenssteun

7 miljoen landbouwbedrijven, die samen 90  % van de Europese landbouwgrond beheren, ontvangen directe inkomenssteun. Ongeveer 46  % van het inkomen van de Europese landbouwgemeenschap hangt ervan af. Deze steun verkleint de kloof tussen het landbouwinkomen en het inkomen in andere economische sectoren enigszins, maar een kloof blijft er.

Nu is het zo dat 20  % van de landbouwers 80  % van de voorziene steun ontvangen. Dat voelt oneerlijk. Europa vergoelijkt dat door er prat op te gaan dat meer dan de helft van de landbouwbedrijven die steun genieten klein zijn (ze beschikken over minder dan 5 ha). Bovendien gaat de meeste steun naar middelgrote familiebedrijven, met een oppervlakte tussen 5 en 250 ha.

... met plafond?

Hoe dan ook is er ruimte voor verbetering, en dat vindt ook de Europese Commissie. De rechtstreekse betalingen moeten gerichter en eenvoudiger. In de gelekte nota zijn ook enkele voorstellen terug te vinden. Het meest concrete wil een plafond inlassen. Daarvoor wordt een bedrag tussen 60.000 en 100.000 EUR per gerechtigde voorgesteld. Om geen negatief effect op tewerkstelling te creëren zou eveneens rekening gehouden worden met arbeid.

Verder maakt de nota gewag van een herverdelingssysteem om kleinere bedrijven van meer steun te voorzien. Ook wil de EC dat de directe inkomenssteun terechtkomt bij degenen die wel degelijk hun brood verdienen met landbouw. Ten slotte wil de EC ook de kloof tussen oost en west verkleinen. “Ook al zijn veel productiefactoren goedkoper in het oosten, toch kijken landbouwers in beide streken tegen dezelfde uitdagingen aan”, meldt de nota.

Eenvoudig maar niet gericht

Hanniotis bevestigt dat de inkomenssteun beter gericht moet gebeuren. “Het eenvoudigste is om iedereen hetzelfde te geven. Alternatieven zoals een vast bedrag per hectare zijn eenvoudig, maar brengen de nodige problemen met zich mee voor de grondprijzen. Op dit moment bepalen zowel de subisidies als de grondstoffenprijzen de prijs van landbouwgrond. Het zou goed zijn om die eerste factor te neutraliseren, zodat landbouwers meer marktgeöriënteerd werken.”

Frank van Tongeren (OESO) ziet veel heil in een verschuiving van inkomenssteun naar het betalen voor diensten.
Frank van Tongeren (OESO) ziet veel heil in een verschuiving van inkomenssteun naar het betalen voor diensten.

Daar is Van Tongeren het roerend mee eens. Hij ziet veel heil in een verschuiving van inkomenssteun naar het betalen voor diensten. “Tussen 2014 en 2016 gaven 52 landen (OESO-leden en opkomende economieën) maar liefst 519 miljard dollar uit aan inkomenssteun. De 90 miljard die ze uitgaven aan algemene diensten ligt een heel pak lager, terwijl we net daarop moeten inzetten om onze doelstellingen te halen.”

Gekoppelde steun is tegenstrijdig

Verder hekelt Van Tongeren de vrijwillige gekoppelde steun die deel uitmaakt van de eerste pijler. Daar kunnen lidstaten beroep op doen mits inbreng van eigen middelen. Van het Europese budget voor gekoppelde steun gaat 41  % naar de vleesveesector en 20  % naar de melkveehouders. “Dit soort steun verstoort de markt en de verdeling van middelen tussen sectoren”, vindt hij.

“Wanneer heeft vrijwillige gekoppelde steun ooit het probleem van een sector opgelost? Nooit.”

De OESO wil dan ook zo snel mogelijk af van de vrijwillige gekoppelde steun. Haniotis benadrukt dat die steun sowieso beperkt was. De EC wil er niet per se aan vasthouden, zegt hij. “Die steun gaat naar sectoren die naar eigen zeggen in de problemen zitten. Ze helpt de efficiëntie van de sector niet vooruit. Wanneer heeft vrijwillige gekoppelde steun ooit het probleem van een sector opgelost? Nooit.”

Meer geld uit de markt halen

Van Tongeren voegt daar nog aan toe dat het GLB betere manieren heeft om landbouwinkomens te ondersteunen. “Problemen op korte termijn moeten we aanpakken met tools voor risicobeheer. Instrumenten uit de tweede pijler versterken dan de bedrijfsinspanningen om op lange termijn aan concurrentiekracht en productiviteit te winnen.”

In de gelekte nota staat duidelijk dat het GLB meer inspanningen moet leveren om landbouwers te helpen meer geld uit de markt te halen. Daartoe voorziet het investeringen in het moderniseren, diversifiëren, en inpassen van precisietechnieken en big data op landbouwbedrijven.

Aan de vraagzijde ziet de Europese Commissie mogelijkheden in nieuwe, opkomende waardeketens zoals bio-economie en circulaire economie. Die bieden landbouwers de mogelijkheid om hun bedrijf te diversifiëren, extra inkomen te genereren en risico’s af te dekken. Het GLB zou deze moeten ondersteunen, staat er te lezen in de nota.

Veerkracht

De nota maakt ook gewag van een betere integratie van zakelijk advies en promotie van collectieve investeringen en innovatieve financiële instrumenten. Hoe dat concreet moet zal de Europese Commissie verder uitzoeken samen met de Europese Investeringsbank (EIB).

Volgens Van Tongeren zal een verschuiving van middelen, weg van inkomenssteun, naar betalingen voor algemene diensten, zorgen voor meer productiviteit, meer duurzaamheid en meer veerkracht. Hij denkt in de lijn van de nota: investeringen in innovatie en infrastructuur, waaronder digitale technologie, maar ook opleiding, kenniscentra, informatiesystemen en zelfs inspecties aangepast aan de noden van de sector.

Haniotis bemerkt dat het vooral de uitstroom van arbeid is die de productiviteit doet toenemen nu, en niet onderzoek en innovatie. “We moeten veel beter investeren in rurale gebieden dan wat we tot hiertoe hebben gedaan”, meent hij.

Klimaat en milieu

Ook wat milieu en klimaat betreft gooit het huidige GLB geen hoge ogen. “Ondanks de vooruitgang die we hebben geboekt is daar verdere verbetering nodig”, stelt Haniotis voorzichtig. Intussen bracht de Universiteit van Göttingen in Duitsland, in opdracht van natuurorganisaties, een vernietigend rapport naar buiten (zie kader). Onderzoeker Sebastian Lakner noemt de vergroeningspoot van de eerste pijler “een bureaucratische mislukking met een teleurstellende impact.”

Ook hier ziet Van Tongeren de oplossing in een verschuiving naar meer vrijwillige maatregelen uit de tweede pijler. “Die zijn beter afgestemd en relevanter voor de specifieke doelstellingen en omstandigheden in de verschillende lidstaten”, meent hij. Toch pleit hij voor het behoud van een afgeslankte doch solide, verplichte basis naast meer vrijwillige programma’s.

Die verplichte basis van vergroeningsvereisten en milieuvoorwaarden vindt ook Haniotis van groot belang: “Broeikasgassen en vervuiling respecteren immers geen landsgrenzen.”

Meer risico’s, meer risicobeheersing

De verschillende onderdelen van de directe inkomenssteun boeten duidelijk aan populariteit in. Naarmate de ontmanteling van de eerste pijler vordert zullen de gevolgen van tegenslag de landbouwer steeds harder kunnen treffen. En die tegenslag dreigt alleen maar toe te nemen. Niet alleen worden de prijzen steeds volatieler, ook het klimaat toont zich steeds onrustiger.

Daar ziet Haniotis zeker een rol voor het GLB, en in het bijzonder de eerste pijler. De rechtstreekse betalingen verschijnen inderdaad als eerste in het lijstje risicobeheersingsmaatregelen dat de gelekte nota weergeeft. Daarnaast vermeldt het marktinterventies en compensaties na crisissen, beiden ook afkomstig uit de eerste pijler.

Risicobeheersing in de tweede pijler

Het standpunt van de OESO gaat daar sterk tegenin. “Rechtstreekse betalingen vormen een soort van kussen. Maar als je risico’s wegneemt, dan beroof je mensen ook van een belangrijke stimulans. Het is als een verzekeringssysteem dat te gemakkelijk is: het maakt je lui.” Het wegnemen van het kussen leidt volgens hem tot meer veerkracht.

Risicobeheersingststrategieën uit de tweede pijler zijn het inkomensstabiliseringsinstrument (IST) en de steun voor verzekering, waar te weinig landbouwers zich bewust van zijn. De EC wil voor het nieuwe GLB ook nieuwe mogelijkheden onderzoeken. Voorbeelden daarvan zijn het gebruik van ‘indices’ om bedrijfsverliezen te berekenen en een manier om privékapitaal aan te trekken om tijdelijke problemen met cash flow op te lossen.

Los tegenstrijdigheden op

Al geeft Haniotis een aantal voorbeelden van GLB-successen, toch draait het aan de vooravond van een nieuw beleid vooral om wat er fout is gegaan. Er is onvoldoende vooruitgang geboekt op belangrijke terreinen. De natuur heeft er weinig bij gewonnen, ondanks de inspanningen die landbouwers moesten leveren. Ook het klimaat is er weinig op vooruitgegaan. Bovendien is ook de veerkracht van de landbouwer niet veel beter geworden, al is zijn inkomen iet of wat gestabiliseerd.

Het GLB 2014-2020 heeft voorlopig zijn objectieven niet behaald. De tegenstrijdigheden in het beleid moeten eruit, dat staat vast. Verder is vooral een meer doelgerichte aanpak is nodig. Volgens de OESO gebeurt dat het beste door meer en meer af te stappen van rechtstreekse betalingen, en met vrijwillige programma’s in de tweede pijler te werken. De EC hoopt niettemin de eerste pijler beter te kunnen afstemmen op de noden van de lidstaten en sectoren.

“We zullen sommige dingen op een vrijere manier laten gebeuren. Op dit moment buigen we ons over wie welke verantwoordelijkheden hoort te dragen. Wat zijn de verantwoordelijkheden van de Europese Unie, wat zijn die van de lidstaat en welke zijn van de landbouwer? Laat de lidstaten doen waar ze goed in zijn, in plaats van het omgekeerde, zoals nu”, knipoogt Haniotis.

D.C.

Lees ook in Economie

Meer artikelen bekijken