Startpagina Akkerbouw

Door slimme maatregelen te combineren kan je ook op korte termijn aan bodemkwaliteit werken

Niet-kerende bewerking is zeker mogelijk in bio, ook in rotaties met groenbedekkers. Dat concludeert ILVO-onderzoeker Koen Willekens op basis van meerjarige proeven. Hij ontdekte ook dat plantaardige bemesting in bio goed uitpakt voor bodemkwaliteit met een potentieel na-effect op de gewasopbrengst. Dat is interessant, zeker gezien de beperkte beschikbaarheid van biologische dierlijke mest in Vlaanderen.

Leestijd : 5 min

Sinds 2005 doet ILVO onderzoek naar bodembeheer op de eigen biopercelen. Een eerste meerjarige proef betrof een 4-jarige akkerbouwrotatie met maïs, aardappelen, zomergraan en rode klaver op twee percelen die elk op twee verschillende manieren beheerd werden: niet-kerende bodembewerking in combinatie met boerderijcompost en ploegen in combinatie met dierlijke mest (stalmest, drijfmest en drijfmest + groencompost).

Een tweede meerjarige proef betrof een rotatie met prei, knolselder, zomertarwe, aardappelen, witte kool en ten slotte soja. Daarbij werd opnieuw gekeken naar het effect van niet-kerende versus kerende bodembewerking en plantaardige bemesting, met meer variatie in de bemestingsvormen: niet alleen compost werd onderzocht maar ook verschillende vormen van groenbemesting.

Telkens werd gekeken naar het effect op bodemkwaliteit (organische stofopbouw, stikstofbeschikbaarheid, zuurtegraad) en gewasopbrengst (incl. ziekte-, plaag- en onkruiddruk).

Betere jeugdgroei

Door compost oppervlakkig onder te werken (met cultivator) in een systeem van niet-kerende bodembewerking kent aardappel bijvoorbeeld een betere jeugdgroei, waardoor de aardappelplaag (phytophthora) minder kans krijgt om schade te berokkenen. In bio is dat belangrijk gezien er geen curatieve middelen tegen phytophthora toegelaten zijn.

De bio-aardappelen met niet-kerende bodembewerking en bemesting met compost deden het daardoor beter dan bij ploegen en bemesting met dierlijke mest. Een verklaring hiervoor is te vinden in het verteringsproces dat stal- of drijfmest doormaakt in de bodem.

Dat proces zet een rem op de wortelontwikkeling en vertraagt daardoor de jeugdgroei van het gewas. Een belangrijke les uit deze proef is dan ook dat een voorverteerd bemestingsproduct zoals compost voor de gewasontwikkeling interessanter kan zijn dan ruwe dierlijke mest.

Minder stikstofuitspoeling

Bovendien is het risico op uitspoeling van stikstof bij toediening van compost beperkt. Zelfs na twee jaar een dubbele dosis compost te hebben toegediend (zonder kerende bewerking), vond ILVO op zijn proefpercelen geen verhoogd stikstofresidu. Op het deel van het perceel dat bemest werd met stalmest werd bij een mindere gewasontwikkeling daarentegen wel een verhoogd stikstofresidu gevonden.

Ook de opbouw van organische stof in de toplaag van de bodem (0-10cm) is hoger bij gebruik van compost (niet-kerend) in vergelijking met dierlijke mest (kerend). Een effect op de gewasopbrengst is niet altijd zichtbaar – de ene keer is het licht positief, de ander keer licht negatief of onbestaande. Algemeen was de ervaring van ILVO met compost in combinatie met een niet-kerende bodembewerking dus positief.

Laat mulchen is beter

Een ander verrassend inzicht is dat late vernietiging van een grasklaver groenbedekker + drie keer mulchen (klepelen) leidt tot een betere match tussen de stikstofbeschikbaarheid in de bouwvoor en de stikstofbehoefte van het vervolggewas prei. Dit in vergelijking met een vroege vernietiging + één keer mulchen en een late vernietiging + maaien + het maaisel afvoeren.

Vernietiging van groenbedekkers zonder te ploegen is dus mogelijk, en late vernietiging kan beter uitdraaien dan vroege vernietiging. Al hangt dit af van de bodem- en weersomstandigheden. In een onderzoeksopdracht van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) zijn proeven op praktijkbedrijven gepland om deze resultaten ook in andere omstandigheden te valideren.

Snelle opbouw

van bodemorganische stof

Na een tweede proefjaar met knolselder bleek nog dat die late vernietiging van de grasklaver groenbedekker (voor prei) in combinatie met het toedienen van maaimeststof (grasklaver) bij niet-kerende bodembewerking (voor knolselder) leidt tot een hoger stikstoftotaal in de toplaag, wat wijst op een verhoogde opbouw van bodemorganische stof.

Ook bij twee maal toedienen van compost was er opnieuw een positief effect op alle bodemparameters. Meestal wordt gezegd dat werken aan de bodemkwaliteit een werk is van lange adem. Maar de bioproeven op ILVO tonen aan dat door een combinatie van maatregelen ook op korte termijn een wezenlijke verbetering mogelijk is, bv. door groenbemesting en plantaardige basisbemesting in een systeem van niet-kerende bodembewerking.

Gunstig voor gewasopbrengst

Het effect van die gecombineerde bemestingsstrategieën op de gewasopbrengst was bovendien positief het jaar nadien. Het jaar van toediening zelf is de stikstofwerking van groenbemesters en maaimeststoffen beperkt, soms lager dan de 30% die stalmest verondersteld wordt aan te leveren.

Maar er is een positief na-effect door de opbouw van bodemorganische stof en daarmee het stikstofleverend vermogen van de bodem in de jaren erna. In een proef met zomergraan was het eiwitgehalte van het graan hoger door de plantaardige bemesting het jaar ervoor. Plantaardige bemesting met maaimeststoffen had ook een opbrengstverhogend na-effect bij een proef met witte kool.

Betere N/P-verhouding

Een bijkomend voordeel van het toepassen van maaimeststof in vergelijking met stalmest is dat de verhouding stikstof-fosfor gunstiger is. Dat schept perspectieven voor bio, gezien de strenge fosfornormen. Om aan de strengere bemestingsnormen te voldoen zijn er grofweg drie mogelijkheden: werken met vlinderbloemigen die luchtstikstof aanbrengen, gebruik van bemestingsvormen met een hoge verhouding stikstof-fosfor en betere benutting van stikstof in het mestproduct door beperking van de stikstofemissie door vervluchtiging of uitspoeling. Zowel compost als maaimeststof bieden perspectief op dat vlak.

Proef met mestcompost

Nog in het kader van de strengere bemestingsnormen start ILVO een nieuwe meerjarige bioproef in opdracht van de VLM. Doel is optimalisatie van bemestingsstrategieën in de biologische landbouw. Daarbij wordt gekeken naar het effect van stromest versus mestcompost op stikstofbeschikbaarheid in de bodem en de bodemkwaliteit. Uit een composteringsproef bleek al een beter behoud van meststikstof door compostering van de mest met plantaardige reststromen. Een bijkomend voordeel van mestcompost is dat het een verteerd mestproduct is, wat beter kan zijn voor de gewasontwikkeling (zie betere jeugdgroei).

Drie belangrijke lessen

Samengevat zijn de belangrijkste lessen uit deze meerjarige proeven bodembeheer op ILVO dat 1) biologische telen met beperkte input van dierlijke mest mogelijk is. Plantaardige bemesting in de vorm van compost, groenbemesting en/of maaimeststoffen kan een volwaardig alternatief bieden mét bijkomende voordelen. 2) Zeker in combinatie met niet-kerende bodembewerking leidt dit tot een snelle opbouw van bodemorganische stof, en die is bepalend voor de gewasopbrengst in bio. 3) Ook bij niet-kerende bodembewerking is het inschakelen van groenbedekkers haalbaar en voordelig voor de gewasopbrengst, naar omstandigheden zelfs bij late vernietiging.

Koen Willekens (ILVO)

Lees ook in Akkerbouw

Fruitboeren vrezen voorspelde nachtvorst

Akkerbouw De lagere temperaturen van de afgelopen dagen en de voorspelde nachtvorst kan tot grote schade leiden bij de fruitkwekers in Limburg. Zowel woensdag- als donderdagnacht (17 en 18 april) zullen de fruitkwekers alle middelen bovenhalen om te voorkomen dat de temperatuur in hun plantages onder het vriespunt zakt. “Al vanaf -1°C kan er schade optreden”, zo zegt Danny Bylemans van PC Fruit in Velm (Sint-Truiden).
Meer artikelen bekijken