Startpagina Akkerbouw

Discussie over kwaliteit Nederlands pootgoed: ‘Kwaliteit van pootgoed moet gegarandeerd zijn’

Het zal de meeste aardappeltelers in ons land niet ontgaan zijn dat er de laatste jaren opkomstproblemen waren. Ook ging er bij de certificaten nog wel eens iets mis. Pootgoedvoorman Peter Berghuis van LTO Nederland en Geert Staring van Breeders Trust geven hun visie en welke maatregelen eraan zitten te komen.

Leestijd : 12 min

De afgelopen tijd speelden een aantal zaken in de Nederlandse pootgoedsector. Dit had ook zijn weerslag op het vertrouwen van de Belgische afnemers in het Nederlandse pootgoed. Nederland exporteert maar liefst zo’n 100.000 ton pootgoedaardappelen naar België, zo’n 10% van het totale Nederlandse pootgoedareaal.

Peter Berghuis is lid van de Vakgroep Akkerbouw van LTO Nederland, voorzitter werkgroep pootaardappelen van LTO Nederland, bestuurder en vicevoorzitter van de adviesraad van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst (NAK). Volgens Berghuis begonnen de eerste perikelen in het voorjaar van 2016. “Dat kwam ook omdat tijdens de oogst van 2015 er al hele natte omstandigheden waren. In het voorjaar van 2016 kregen wij aardig wat opkomstklachten van consumptietelers, vooral uit het zuidwesten van Nederland, maar ook uit België en Frankrijk. Ook dat voorjaar was heel nat. De piek van de klachten kwam echter uit Zuidwest-Nederland.”

Ketenproject gestart

De problemen bestonden uit opkomstklachten en missers door knolrot of door missers van de pootmachine. Berghuis: “Dat pootgoed van 2015 had dus al minder vitaliteit en dan ook nog eens een slechte start. De vraag voor ons is dan, komt het vooral door de weersomstandigheden of door Fusarium of Erwinia bijvoorbeeld?”

Om dit uit te zoeken werd in 2016 het Ketenproject Verbetering Pootgoedkwaliteit opgestart. In dit ketenproject werken Agrico, Aviko, Farm Frites, HZPC, Kleinjans aardappelhandel, Lamb Weston, McCain, Meijer en Nedato samen aan een oplossing. Berghuis: “In de herfst van 2016 besloten al deze partijen, zowel de leveranciers- als de afzetzijde, om te komen tot een verbetering van de pootgoedkwaliteit en om te kijken welke maatregelen genomen zouden moeten worden.”

Het Ketenproject besloot om hier 3 jaar onderzoek naar te gaan doen. Er zou voornamelijk gekeken worden waar in de keten maatregelen genomen zouden moeten worden om tot een betere pootgoedkwaliteit te komen. De NAK is daarbij de uitvoerende onderzoekspartij geworden. Partijen pootgoed werden elektronisch gevolgd door middel van elektronische aardappelen. Ook werd de temperatuur, vochtgehalte... gemeten. Berghuis: “Daar kwam echter te weinig uit. Probleem was dat je niet van tevoren kon voorspellen of een partij een ‘probleempartij’ zou worden of niet.” Dit onderzoek is afgerond in de zomer van 2019.

Stresstest

In de herfst van 2019 besloten de partijen uit het Ketenproject om een vervolgonderzoek te gaan doen. Berghuis: “Besloten werd om het pootgoed te gaan testen door middel van zogeheten stresstesten. Daarmee hoop je dan van tevoren de vitaliteit van het pootgoed in te kunnen schatten.”

De test is door het Ketenproject zelf ontwikkeld en wordt uitgevoerd door het NAK. Volgens Berghuis is deze stresstest ook al uitgevoerd bij diverse uitgeselecteerde partijen van de oogst van 2018. “Daar kwam uit naar voren dat je met deze vitaliteitstest partijen pootgoed kunt analyseren en je kunt zien hoe de kwaliteit van de partij is. Nu moeten we echter nog zien of de knollen die goed door deze stresstest kwamen ook echt uitgroeien tot een goede plant. Dat gaan we dit jaar dus bekijken. En ook of degenen die niet goed uit de stresstest kwamen, of die ook echt slecht opkomen.”

Het Ketenproject wil de stresstest zo goed en realistisch mogelijk maken. Daarom gaat nog 3 jaar proefgedraaid worden met deze stresstest en wordt hij aangepast als het beter kan. De stresstest houdt in dat de aardappel ondergedompeld wordt. Daarna wordt de aardappel in een bewaarregime bewaard met een hoge luchtvochtigheid op 18 graden Celsius. Als hij vervolgens uitgeplant is, zoals dat dus dit voorjaar zal gebeuren, kan bekeken worden hoe de aardappel zich houdt.

Voor frietindustrie

Berghuis: “Hierbij gaat het overigens alleen om aardappels voor de frietindustrie, wat in België dus veel het geval is.” In de winter van 2023 hoopt het Ketenproject het stresstest-onderzoek te kunnen afronden en met concrete maatregelen te kunnen komen. Berghuis: “We hopen dan een stresstest te hebben die we kunnen gebruiken om een waarborg te kunnen geven wat betreft de kwaliteit en vitaliteit van ons pootgoed.”

De afgelopen jaren bleek uit onderzoek van de Vereniging voor de Aardappelverwerkende Industrie (VAVI) en de Nederlandse Aardappel Organisatie (NAO) dat gemiddeld bij pootgoedtelers op kleigronden zo’n 2% uit missers bestaat en op zandgronden zo’n 4%. Bij consumptieaardappeltelers bleek gemiddeld 8% van de monsters uit missers te bestaan.

Berghuis: “Wij noemen het een probleempartij als de partij meer dan 5% missers geeft. Ik wil er echter wel bij zeggen dat je nog niet kunt zeggen dat dit het landelijke beeld is.” Ook Duitsland neemt toch nog zo’n 88.000 ton Nederlands pootgoed af. Maar daar zijn de problemen beperkt tot nog toe, ook omdat een groter deel zetmeelaardappelen is.

Behoud middelen

Volgens Berghuis gaat er tijdens het transport en de opslag ook regelmatig het een en ander mis. België koopt vooral pootgoed in voor de frietindustrie. Berghuis: “Eveneens uit onderzoek van ons Ketenproject blijkt dat wat de opkomstproblemen van het pootgoed betreft globaal zo’n 40% aan het uitgangsmateriaal ligt en zo’n 60% aan problemen binnen de keten zelf. Bij dat laatste moet je dus ook denken aan de verwerking van het pootgoed, transport en de opslag bij de consumptieteler zelf.”

Ook zijn er natuurlijk rassen die gevoeliger zijn voor Fusarium waardoor bewaar- of inschuurmiddelen nodig zijn. Ook zijn er middelen tegen bijvoorbeeld zilverschurft. Berghuis: “In z’n algemeen geldt dat al deze middelen zeker behouden moeten blijven voor onze sector, om een goede pootgoedkwaliteit te kunnen garanderen. Dat vinden ook alle partijen van het Ketenproject. Je hebt natuurlijk ook virusziekten en je wilt absoluut niet veel viruszieke planten exporteren. Wij zijn al veel middelen kwijt, zoals bijvoorbeeld Actara.”

Door de warme zomers en winters neemt de luizendruk de laatste jaren ook enorm toe. En daarmee ook de kans op virusziekten. Volgens Berghuis zaten in 2019 begin juni, in het pinksterweekend, al luizen op de aardappelplanten. Dat is extreem vroeg. “En de luizenvluchten worden ook steeds massaler, met name de tweede luizenvlucht in augustus. Als er nog meer middelen verboden worden kunnen wij als pootgoedsector de kwaliteit van ons pootgoed ook steeds minder garanderen. Vandaar dat ik ervoor pleit om de huidige middelenrange te behouden. Zeker, zo lang er nog geen rassen zijn die resistent of weerbaar zijn tegen deze ziektes.”

De huidige voorgestelde Green Deal van Eurocommissaris Timmermans zal volgens de pootgoedvoorman niet bijdragen aan het behoud van de huidige bruikbare middelen. Hij voorziet dat door het verdwijnen van de middelen, als gevolg van de Green Deal, er toe zal leiden dat zelfs de continuïteit van de voedselvoorziening in gevaar kan komen. Berghuis: “Wij leveren als Nederland bijvoorbeeld ook veel pootgoed aan Noord-Afrika en daar is een goede aardappeloogst essentieel voor de voedselvoorziening van de bevolking.”

Berghuis koopt tegenwoordig rechtstreeks miniknollen aan en werkt daar bij voorkeur drie jaar mee en maximaal vijf jaar.
Berghuis koopt tegenwoordig rechtstreeks miniknollen aan en werkt daar bij voorkeur drie jaar mee en maximaal vijf jaar. - Foto: DvD

Minder generaties

Wat betreft het kweken van nieuwe rassen, daar moet volgens Berghuis zo vlug mogelijk mee worden begonnen. Volgens hem zijn zowel de Nederlandse handelshuizen als de kwekers daar volop mee bezig. “Zo wil HZPC bijvoorbeeld met nieuwe technieken gaan werken. Daarmee kun je meervoudige resistentie inkweken”, aldus Berghuis.

Maar er is nog een andere methode waar hij zelf ook al mee werkt. Om onder meer de Erwinia bacteriën onder controle te houden is het volgens hem verstandig om met minder generaties te werken. Je begint dan dus met meer mini-knollen. Die zijn echter wel heel duur voor een pootgoedteler. Berghuis: “Ik koop nu bijvoorbeeld rechtstreeks mini-knollen aan en ik werk daar bij voorkeur 3 jaar mee en maximaal 5 jaar. Dus vermeerdering van PB naar S-knollen. Er zijn echter collega’s die met 7 of 8 generaties werken.”

Berghuis koopt tegenwoordig rechtstreeks miniknollen aan en werkt daar bij voorkeur drie jaar mee en maximaal vijf jaar.
Berghuis koopt tegenwoordig rechtstreeks miniknollen aan en werkt daar bij voorkeur drie jaar mee en maximaal vijf jaar. - Foto: DvD

Ook Geert Staring, algemeen directeur van Breeders Trust, trok de afgelopen tijd regelmatig aan de bel wat betreft deze items in de Nederlandse pootgoedsector. Staring werkte in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw op het hoofdkantoor van de NAK als Internationaal supervisor, verantwoordelijk voor een landelijk uniforme uitvoering van de keuringen van zaaizaad en pootgoed.

“Ook de internationale klachtenafhandeling van geleverd pootgoed behoorde tot het takenpakket. Ik heb daarvoor decennialang over de hele wereld rondgezworven waar Nederlandse pootaardappelen heen gingen. In de vele uithoeken van de wereld waar Nederlandse poters in opslag lagen en te velde aangetroffen werden, waren de omstandigheden vaak niet optimaal. Natuurlijk kreeg ik dan meestal niet de beste partijen onder ogen en natuurlijk was dat lang niet altijd een product waar Nederland trots op kon zijn.”

Nederlands pootgoed geliefd

Toch plaatst Staring kanttekeningen. Pootgoed blijft volgens hem een levend product. Dus hoe was het groeiseizoen? Droogte tijdens de knolzetting kan bijvoorbeeld op sommige gronden leiden tot veel schurft. Een lange natte herfst leidt tot meer doorwas of erger nog, rot. Een totaal andere situatie dan wanneer onder ideale najaarsomstandigheden gerooid is.

Staring: “Anderzijds waren er ook jaren bij dat men vanwege de prijsontwikkeling op een fikse korting hoopte of zelfs onder de levering trachtte uit te komen en dan deugde bij sommigen zelfs het beste pootgoed nog niet. Uiteraard was ik daar als toenmalig onafhankelijk NAK-inspecteur vlug mee klaar.”

Of het nu een kleine lokale handelaar was die zijn boeren rond de Vesuvius bij Napels belevert of een grote voormalig Oost-Duitse, Noord-Franse of Waalse landbouwer, allemaal willen ze graag het hoogwaardige Nederlandse pootgoed blijven ontvangen, omdat ze uit ervaring weten dat zonder goed uitgangsmateriaal je een valse start maakt. Een paar cent extra voor officieel gecertificeerd pootgoed is de meerkost dubbel en dwars waard.

Pootaardappelen telen is volgens Staring een vak apart en als consumptieteler doe je dat er niet zomaar even bij. “Dat neemt niet weg dat het Ketenproject Verbetering Pootgoedkwaliteit, waarbij in nauwe samenwerking met de aardappelhandelshuizen en industrie, opkomstklachten geanalyseerd worden en vitaliteitstesten uitgevoerd worden om na te gaan hoe missers te voorkomen, moet worden toegejuicht. Het zegt veel over het vertrouwen dat gesteld mag worden in het Nederlands pootgoed en de zoektocht naar continue verbetering van het systeem.”

Uiteindelijk is elke klacht waar de mens invloed op heeft er een te veel volgens Staring, maar de huidige veranderende (weers)omstandigheden en de gevolgen daarvan, zoals vroege en massalere luizenvluchten, zijn niet tegen te houden.

“Het weer is nu eenmaal niet maakbaar en een aardappel, ook pootgoed, blijft een natuurproduct.”

Geert Staring: “In Nederland zijn aan nateelt strenge eisen gesteld en moet het perceel waarvan de opbrengst bestemd is om nageteeld te worden onder meer een veldkeuring door de NAK ondergaan. Helaas kent alleen Nederland dit systeem.
Geert Staring: “In Nederland zijn aan nateelt strenge eisen gesteld en moet het perceel waarvan de opbrengst bestemd is om nageteeld te worden onder meer een veldkeuring door de NAK ondergaan. Helaas kent alleen Nederland dit systeem.

Hoevepootgoed

Wat echter opmerkelijk blijft volgens Staring, als je puur de focus op kwaliteit legt, is dat zoveel jaren later er nog altijd landbouwers zijn die wat consumptieaardappelen achterhouden, die als zodanig behandelen, om ze vervolgens na te telen.

“In België staat dat beter bekend onder de naam hoevepootgoed. In Nederland zijn aan die nateelt strenge eisen gesteld en moet het perceel waarvan de opbrengst bestemd is om nageteeld te worden onder meer een veldkeuring door de NAK ondergaan. Helaas kent alleen Nederland dat systeem (ATR Regeling).”

Het is volgens hem al wel een goede zaak dat in België landbouwers wettelijk verplicht zijn om hoevepootgoed om fytosanitaire redenen bij de FAVV te melden. Staring: “Maar verder kan in alle andere EU-landen zonder enige vorm van controle, consumptie achtergehouden worden voor nateelt op het eigen bedrijf. In vakjargon heet dit in Europa het zogeheten Farm Saved Seed.”

“In de praktijk zien wij als Breeders Trust echter dat dit vaak toch tot aanzienlijk meer virusziekten en bacterieziekten leidt. Met tevens enkele procenten minder opbrengst als gevolg daarvan is de besparing ten opzichte van aangekocht gecertificeerd pootgoed vlug tenietgedaan. Om over de ergernis het hele groeiseizoen nog maar te zwijgen.”

Aardappelen zijn gevoelig

In de jaren 90 van de vorige eeuw doceerde Staring jarenlang het onderdeel Virus- en Bacterieziekten tijdens de jaarlijks terugkerende NAK-Aardappelselectiecursus aan jonge (pootgoed)boeren. “Mijn verhaal begon dan altijd met de mededeling dat voor veel akkerbouwers de pootaardappel de kurk is waar het akkerbouwbedrijf op drijft. En, zo vervolgde ik dan tot verbazing van menig toehoorder, ons geluk is dat die aardappel zo verschrikkelijk gevoelig is voor virus- en bacterieziekten.”

Zou die aardappel namelijk niet zo gevoelig zijn geweest dan kon je volgens Staring ongebreideld blijven natelen en had men het Nederlands pootgoed nergens ter wereld nodig. “Dan kon iedereen het zelf wel en was certificering ter bescherming van de gebruiker, niet nodig. De zoektocht naar het kweken van het perfecte ras, heeft zo bezien ook nadelen. Het succes van gecertificeerd pootgoed is dus dat ze bij normaal gebruik een betrouwbare nateelt oplevert.”

Heel opmerkelijk is overigens, als wij de focus op knolkwaliteit leggen, dat de laatste jaren een groeiend aantal aardappeltelers consumptie achterhoudt of bovenmaatse aardappelen snijdt. Staring ziet dit in diverse landen toenemen.

“Gebruik van Farm Saved Seed (hoevepootgoed) is natuurlijk een goed recht van een landbouwer mits aan alle spelregels voldaan wordt. De belangrijkste wettelijke regel is dat over het gebruik van een licentieras, aan de raseigenaar een billijke vergoeding voor het gebruik voldaan moet worden en het pootgoed uitsluitend op het eigen bedrijf uitgeplant mag worden en dus niet verhandeld mag worden.”

Deze royalty is een vergoeding aan de kweker die deze gelden hard nodig heeft in zijn/haar zoektocht naar nóg betere rassen. Zolang Staring directeur van Breeders Trust is, de afgelopen negen jaar, heeft de organisatie nog nooit een rechtszaak verloren en heeft de rechter de organisatie in alle casussen van inbreuk op Kwekersrecht waar ook in Europa, in het gelijk gesteld. De wetgever is dus duidelijk: het niet voldoen van de royalty’s is een inbreuk op het Kwekersrecht en schaadt niet alleen de rechten van de kweker maar ook de belangen van collega-landbouwers en uiteindelijk de gehele aardappelketen, inclusief industrie en retail.

Rotte appels moeten eruit

Aan het imago van de Nederlandse pootaardappel moet continue gewerkt blijven worden, volgens Staring. Binnen de Nederlandse aardappelwereld ontstond vorig jaar enige discussie waarbij sommigen claimden dat sprake was van overexposure van ‘slechts een enkele misstap’ van een handelaar en enkele, weliswaar grote, Nederlandse landbouwers die voor eigen glorie consumptie bij pootgoed mengden en certificaten vervalsten. Toch is Staring om verschillende redenen tevreden dat voor de piste van transparantie is gekozen.

“Natuurlijk is een paar honderd ton, waarmee tegen de lamp gelopen is, in percentage uitgedrukt verwaarloosbaar ten opzichte van het totaal gecertificeerde hoeveelheid van ruim 1 miljoen ton gecertificeerd en wereldwijd verhandeld Nederlands pootgoed. De fytosanitaire risico’s zijn groot en kunnen een enorme impact hebben op de positie van het Nederlandse pootgoed. Van het bagatelliseren van deze misstappen kan dus geen sprake zijn. De Nederlandse pootaardappelsector kent internationaal een hoog aanzien en het moet vanzelfsprekend zijn dat rotte appels uit de mand gehaald moeten worden. Wie hoog klimt, kan laag vallen.”

Illegaal pootgoed

De activiteiten van Breeders Trust moeten dan ook gezien worden als het vermogen van het collectief van de meest gerenommeerde Europese aardappelkweek- en handelsbedrijven om bij misstappen de discipline te hebben zelfreinigend op te treden, hoe pijnlijk dit soms ook kan zijn voor een individueel bedrijf.

Staring: “Het handhavingssysteem van de NAK- en NVWA-autoriteiten en de intensieve samenwerking in deze casussen met Breeders Trust bewijst dat publiek private samenwerking zijn vruchten heeft afgeworpen. De overtreders zijn in de kraag gevat en beboet en de afschrikwekkende werking door ‘naming en shaming’ zullen lang blijven hangen, ondanks het feit dat de door de rechter opgelegde boetes aan de lage kant waren.”

Het is positief dat de NAK naar aanleiding van de fraudegevallen die vorig jaar speelden in samenwerking met de Nederlandse aardappelhandel een werkgroep Illegaal pootgoed in het leven heeft geroepen. En eveneens in overleg is gegaan over hoe fraude streng aan te pakken.

De uitvoering van de handhaving ligt bij de NAK, maar Staring vindt dat ook de pootaardappelhandelshuizen meer preventief te werk zullen moeten gaan om manipulatie tegen te gaan. “Er kan veel meer, dan tot op heden het geval is, gebruik gemaakt worden van geautomatiseerde registraties en de verzamelde data kunnen verwerkt worden via zelflerende algoritmen waarbij als vanzelf de extremen boven komen drijven waar dan gericht de aandacht naar uit kan gaan.”

Ook Breeders Trust blijft niet stil zitten. “We hebben inmiddels de eerste stappen gezet om te experimenteren met het inzetten van satellieten om wereldwijd rassen te kunnen herkennen. Die gegevens kunnen zelfs tot drie jaar terug opgehaald worden. Gebruik makend van deze techniek weten we dus straks met terugwerkende kracht precies in welk jaar welk ras op welke coördinaten geteeld is.” Volgens hem tevens een handig instrument in de gereedschapskist om landbouwers te controleren die gebruik maken van Farm Saved Seed, of ze voldoende areaal hebben aangemeld en de royalty’s betaald zijn.

Geen heksenjacht

“Wie de regels volgt, heeft niks te vrezen en zal in de toekomst zeker niet lastiggevallen worden met overbodige bureaucratie of tijdrovende controles. Dat geldt niet voor hen die zichzelf trachten te verrijken ten koste van collega’s en anderen in de aardappelketen.” Dit geldt volgens Staring zowel voor inbreuken op het Kwekersrecht, bijmengen met consumptie, illegale handel in (al dan niet licentie)pootgoed of vervalsing van certificaten. 

Dick van Doorn

Lees ook in Akkerbouw

Doordacht maaibeheer: waar let ik op?

Akkerbouw Er zijn dit jaar grote verschillen in grasstand waar te nemen tussen verschillende percelen. Dat is niet verwonderlijk, gezien de grote verschillen in beheer, waartoe we gedwongen werden door deze zeer natte winter en door de natte voorjaarsperiode.
Meer artikelen bekijken