Startpagina Akkerbouw

Rassen beproeven en zoeken naar de ideale onkruid- en ziektebeheersing

Begin deze maand ging in Poperinge het proefveldbezoek door aan het VTI en de Schipvaarthoeve. In de meeste proeven werden rassen getest en werd gezocht naar het ideale schema om de ziektes te beheersen.

Leestijd : 5 min

Alvorens het proefveld in te duiken werd een bezoek gebracht aan de spoel- en reinigingsplaats met bijhorende biofilter voor de spuitmachine. Ook de recent ingehuldigde bijenhal en insectenhotel werden bezocht.

Wintergerst

De teelt van wintergerst vindt proefveldmedewerker Patrick Vermeulen nog wel een interessante teelt omdat ze vroeg van het veld is. Hierdoor kan er nog tijdig drijfmest op en/of een volgteelt of kan men vroeg een groenbedekker zaaien. Financieel vindt hij het gewas interessanter geworden, zeker nu ook de opbrengsten aantrekken.

Gekeken naar de teelttechniek raadde hij aan om niet te vroeg te gaan zaaien. “Zo kunnen we inspelen op de bladluisdruk en eventueel een behandeling uitsparen”. Op het proefveld in Poperinge werd de schadedrempel zelfs nooit gehaald.

Op het ogenblik van het proefveldbezoek liep de teelt echt op zijn einde, ’s avonds zou de proef zelfs geoogst zijn. Op het laatste blad werden ramularia, bladvlekken en netvlekken gezien. Een ander markant feit was het afknakken van de stengels aan de bovenste knoop, soms volledig, soms in mindere mate, soms niet. Helminthosporium zou hier de boosdoender zijn. Rasverschillen waren duidelijk zichtbaar. Het gewas recht houden, noemde Patrick uiterst belangrijk.

Uit de proefveldwerking in Poperinge komt naar voren dat de rassen Veronika, Jettoo en Hedwig de gezondere zijn. Oppassen is het met KWS Tonic en Rafaela. Legergevoelig zijn Monique en Rafaela. Maar voorlichter Vermeulen wees er nadrukkelijk op dat een correct behandeling van het gewas duidelijk loont. Uit de behandelde en onbehandelde proefveldstroken kwam duidelijk naar voren dat gevoelige rassen, indien ze goed verzorgt worden, ook recht kunnen blijven en opbrengst leveren.

Wintertarwe

Bij het overlopen van de teelttechniek in wintertarwe gaf Patrick mee dat het proefveld geen last heeft gehad van bladluizen en dat hij de eerste bemestingsfractie licht verhoogde ten opzichte van het advies om toch te zorgen voor een goede uitstoeling. Bij de laatste groeiregulatie, eind april, werd tevens een fungicidemiddel meegegeven omdat hij zag dat het gewas al last had van septoria. Daarnaast kon zo de T1-fungicidebehandeling wat uitgesteld worden, tot 7 mei. Patrick bemerkt dat hoe vroeger de T1 geplaatst wordt, hoe moeilijker de T2 het krijgt. Vandaar zijn strategie om lichtjes de T1 op te schuiven.

Eind mei – begin juni heeft de streek rond het proefveld in Poperinge regelmatig lichte regenbuitjes gekregen waardoor niet op het ideale moment kon ingespeeld worden om de T2 te zetten, hierdoor is deze misschien enkel dagen te laat gekomen. Tevens is het binnen de proefveldwerking het protocol van het Landbouwcentrum volgen. Inspelen op de noden van ieder gewas, en het was een rassenproef met 26 rassen, is praktisch gezien niet haalbaar. Patrick wijst er op om de interval tussen de T1 en de T2 niet te hoog te laten oplopen: “liever drie weken dan vier”.

In het tarwegewas werd weinig meeldauw gezien, maar septoria was er vroeg bij. Door een gebrek aan neerslag is de septoria niet omhoog in het gewas gekomen én er was een T0 gezet, die ook zijn effect had. In maart – april werd al gele roest in enkele rassen gezien, maar in Poperinge is dit niet explosief geëvolueerd. Bruine roest is tijdens de laatste week van juni wel explosief in het gewas gekomen. Rasverschillen in de met fungicide behandelde objecten zijn duidelijk zichtbaar.

Van de rassenproef onthouden we dat Nemo, RGT Sacramento en Mutic de vroegste zijn. Vorig jaar werd graanuitval gezien bij KWS Talent, KWS Dorset en KWS Smart. Variëteiten die goed scoren naar gele roest zijn KWS Talent en Anapolis. De gevoelige rassen zijn Britannia, Nemo, Furlong, Sahara en KWS Smart.

Maïs

In de maïsteelt lag een stevige onkruidbestrijdingsproef aan, maar liefst 20 objecten waren aangelegd op vijf verschillende tijdstippen. Naast de klassieke voor-opkomst werd ook de combinatie geprobeerd van een voor-opkomstbehandeling én een na-opkomst. In de na-opkomst werd dan nog eens gevarieerd in tijdstip: vroeg of laat.

De onkruidflora bestond hoofdzakelijk uit varkensgras, melganzevoet, muur, dovenetel, veenwortel, straatgras, hanepoot, bingelkruid, zwaluwtong, kamille, haagwinde, melkdistel en kruiskruid. “Een breed gamma onkruiden zonder specifieke uitschieters”, omschrijft voorlichter Patrick. Wel merkt hij op dat de verschillende ingezette schema’s niet allemaal even sterk reageren op veenwortel. Sommige combinaties bestrijden het, andere totaal niet, nog andere lijken hem eerst te bestrijden, maar dan overwint toch de veenwortel.

Hij geeft ook aan dat nagenoeg alle combinaties remming lieten zien na toepassing op de maïs. Slechts vier van de twintig objecten lieten geen remming zien. Voor de volledigheid werd nog meegeven dat er naast een onkruidbestrijdingsproef nog een rassenproef in de maïs aanlag met 48 variëteiten.

Onderwerpen binnen de proefveldwerking aardappelen waren o.a. de opkomstproblematiek, de coloradokever en de zoektocht naar andere rassen.
Onderwerpen binnen de proefveldwerking aardappelen waren o.a. de opkomstproblematiek, de coloradokever en de zoektocht naar andere rassen. - TD

Aardappelen

De start van de aardappelteelt op de Schiptvaarthoeve in Poperinge ging gepaard met enerzijds een koud voorjaar, dat specifiek voor de regio ook nog heel lang nat bleef. Pas in juni is het echt droger beginnen te worden.

Gezien de weersomstandigheden, het proefveldbezoek ging door bij de start van de grote vakantie toen het al even warm en droog was, was er ook niet echt sprake van plaagweer. Neerslag en vocht is nodig om de aardappelplaag te laten ontwikkelen en dit ontbreekt volledig. Voorlichter Patrick ervaart dan ook geen moeilijkheden om deze ziekte de baas te kunnen. “De strategie uit er zich in door het beschermen van nieuw loof”. Toch wijst hij op voorzichtigheid. “De plaag zit sluimerend onderin het gewas en kan bij regen ineens hard toeslaan”.

Een markante vaststelling, zowel in praktijkvelden als op het proefveld, was de onregelmatige opkomst van het aardappelgewas. Vooral de rassen Challenger en Lady Anna hadden er in de proef in Poperinge last van. Deze lieten minder dan 80% opkomst zien, wat niet goed is. Patrick Vermeulen legt uit dat er meerdere oorzaken kunnen zijn van de slechte opkomst. Deze kan bij het pootgoed liggen, maar ook bij het afkiemen waarbij scheuten afbreken voor het planten. Hiernaast worden weersinvloeden genoemd, zoals een onweer bij de opkomst van het gewas waardoor knollen rotten en of aaltjes makkelijker toeslaan. Door het specifieke teeltseizoen van vorig jaar is ook pootgoed van een mindere kwaliteit geoogst.

Bladluizen werden in de Poperingse regio niet gezien, coloradokevers wel. Voor Patrick was het zelfs opmerkelijk dat de rassenproef er geen last van had en de onkruidbestrijdingsproef wel. Bij de bestrijding hiervan drukt de voorlichter ons op het hart om middelen te kiezen die de nuttige insecten sparen. Alternaria werd op het ogenblik van het proefveldbezoek nog niet gezien. Misschien wel logisch, daar het een afrijpingsziekte is die maar naar het einde van het seizoen toeslaat.

Wat mogelijks wel een probleem kan zijn, is dat niet alle variëteiten de rijen mooi gesloten hadden toen de hitte begon te komen. Zo kan de zon veel makkelijker de ruggen bereiken en de temperatuur doen oplopen. Hier schuilt een gevaar voor doorwas.

TD

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken