Huidontstekingen aan de uier

In het eerste geval spreekt men van uiereczeem en uiersmet. In het tweede geval spreekt men van uierdijdermatitis en uiernecrose. In beide gevallen wordt in de (Engelstalige) benaming gesproken van dermatitis, maar de oorzaak is anders, net als het ziekteverloop.

Uiereczeem of uiersmet

Uiereczeem/uiersmet (of in het Engels udder cleft dermatitis/ulcerative mammary dermatitis) zien we vooral bij oudere multipare dieren, zowel lacterend, als droogstaand. De beginfase wordt meestal niet opgemerkt en men ontdekt het pas wanneer het letsel al wat groter geworden is, tijdens het melken of wanneer de dieren neerliggen in de ligboxen. Soms ruikt men het eerst vooraleer men het ziet, omdat dit letsel een onaangename necrotische geur verspreidt.

Vooral koeien met een wat grotere, diepere vooruier en met een kleine hoek tussen de vooruier en de buikwand en/of een (te)sterke ophangband tussen de uierhelften zijn er gevoelig aan.

Aanvankelijk is er slechts wat roodheid op de aangetaste plek of een klein scheurtje in de wand van de uier. Geleidelijk aan vormt zich echter een korstige zwerende open ontsteking. Deze bevindt zich voornamelijk aan de voorkwartieren, bij de aansluiting van de ophangband met de buikwand of tussen de voor-en achterkwartieren, in de scheiding van de twee uierhelften. Soms breidt de ontsteking zich y-vormig uit, zelfs tot aan de uierader. Zeer uitzonderlijk kan dit zelfs aanleiding geven tot het openspringen van dit grote bloedvat met alle gevolgen van dien.

Meerdere oorzaken

De bacteriënflora die in deze letsels gevonden worden, zijn divers: Stafylokokken, Streptokokken, Enterokokken zoals E. Coli, Fusobacterium spp. Eigenlijk behoren deze kiemen tot de normale omgevingskiemen die men op de huid van elke koe kan terugvinden. Sommige auteurs vermelden dat er soms ook schurftmijten in terug te vinden zijn. Recente onderzoeken leggen ook de link met andere infectieuze huidaandoeningen van de klauwen en stellen vast dat er regelmatig, doch niet altijd, spirocheten (Treponema spp.) in deze letsels te vinden zijn. Dat zijn die bacteriën die de ziekte van Mortellaro of digitale dermatitis veroorzaken. Deze spiraalvormige bacteriën kunnen zich diep in de huidlagen nestelen. De lokaal toegepaste behandelingen moeten daarom ook gedurende voldoende lange tijd herhaald worden tot volledige genezing.

Deze link met de Mortellarokiemen is natuurlijk niet zo onwaarschijnlijk, want wanneer een koe in normale sternale houding in de ligbox ligt, komt ze precies met de klauwen van de achterpoten in contact met die plek van de uier- en de buikwand waar deze dermatitis zich voordoet. Sommige letsels lijken macroscopisch dan ook sterk op zweerachtige Mortellaroletsels. Men zou dus verwachten dat op bedrijven waar er procentueel veel Mortellaroletsels zijn, er ook veel gevallen van uiersmet zouden moeten zijn, maar uit onderzoek blijkt dat dit niet altijd het geval is. Wel wordt aangenomen dat het risico groter is.

De prevalentie kan variëren van 0 tot 15 %. Op sommige bedrijven in Zweden spreekt men zelfs van percentages van 0 tot 30%. Misschien is dit afhankelijk van het feit waar men de grens legt tussen aangetast of niet aangetast, volgens het uitzicht en de grootte van het letsel.

Behandeling

Wat betreft de behandeling is er ook geen afdoende therapie die efficiënt en snel het letsel geneest. Meestal spoelt men met ontsmettende oplossingen; daarna laat men het drogen en spuit men er CTC-spray op. Ook langwerkende antibiotica werden toegepast, maar dat bleek ook niet effectief. Meestal wordt het letsel te laat opgemerkt en wordt er ook te laat gestart met behandelen. Daardoor duurt het dus lang vooraleer het letsel helemaal genezen is.

Tijdens de eerste weken van de droogstand zijn deze letsels het gemakkelijkst te verzorgen. De letsels zijn dan gemakkelijker bereikbaar omdat de uier slapper is en minder groot. De kans op herstel is dan ook het grootst.

Uierdijdermatitis

Bij uierdijdermatitis of uiernecrose (of in het Engels udder-thigh dermatitis, necrotic dermatitis, intertrigo of foul udder) bedoelt men dus de ontsteking van de huid in de liesplooi tussen de buitenwand van de uier en de binnenzijde van de dij. Dit doet zich meestal beiderzijds voor, de ergheid van het letsel kan zeer verschillend zijn. Meestal komt dit voor bij primipare dieren bij alle melkveerassen. Prevalentie bij vaarzen is 1%; het komt zeer zelden voor bij oudere koeien.

De belangrijkste risicofactor is uieroedeem of uierzucht. Het is eigenlijk vocht dat zich opgestapeld heeft in het interstitieel weefsel van de uier. Het komt (kwam) meer voor bij aangebonden dieren dan bij dieren in loopstallen. Gebrek aan voldoende beweging is dus ook een risicofactor.

(Te) Erge oedeemvorming wordt mede bepaald door genetische aanleg, maar zeker ook door de rantsoensamenstelling tijdens de laatste weken voor het kalven.

In het ziekteverloop kan men min of meer vijf stadia onderscheiden. De bacteriën die deze dermatitis veroorzaken, zijn initieel dezelfde omgevingskiemen als diegene die uiersmet veroorzaken.

Door het gespannen zitten van de relatief te grote en oedemateuze uier tussen de achterpoten en de binnenkant van de dij ontstaat er aanvankelijk roodheid (erytheem) van de huid door wrijving, ook wel intertrigo genoemd. De oppervlakkige huidlagen worden daardoor lichtjes gekneusd en geraken beetje bij beetje bacterieel besmet.

In een tweede fase ontstaat er door deze bacteriële besmetting en de daaropvolgende ontstekingsreactie meer zwelling en beschadiging van de oppervlakkige huidlagen en kan men reeds spreken van vochtig eczeem . Het dier beweegt zich ongemakkelijk door de pijn. Meestal wordt het probleem in dit stadium nog niet opgemerkt.

Iin een volgende fase geraken de oppervlakkige huidlagen beschadigd door het aanhoudend over elkaar schuren en worden deze huidlagen grijsgrauw van uitzicht; een etterige huidontsteking (dermatitis) ontstaat met weefselverval. Het dier krijgt koorts en wordt klinisch ziek. Men ruikt de stinkende uitvloei telkens bij het passeren van het dier. Hoogtijd om in te grijpen met ontstekingsremmers en antibiotica. Op dit moment is de huidplooi is niet zo gemakkelijk te inspecteren en moeilijk bereikbaar voor lokale behandeling.

Extreem oedeem leidt tot druknecrose

Indien de huidplooi die gevormd wordt door de buitenwand van de uier en de binnenzijde van de dij nog meer wordt samengedrukt door de te grote uier en het extreem oedeem ontstaat er een druknecrose (decubitusletsel). Dat wil zeggen dat een stuk van deze huidplooi afsterft doordat er geen doorbloeding meer mogelijk is in dit samengedrukte gedeelte van de huid in de liesplooi. Geleidelijk aan sterft dit stuk huid af, wordt het zwart (necrotiseeert), en komt na verloop van tijd beetje bij beetje los van de onderliggende weefsels. Dit gaat gepaard met zeer veel pijn, met alle gevolgen van dien. Het dier komt moeilijk recht, loopt wijdbeens, stijf en stram, eet veel minder en de melkproductie daalt zienderogen. Slechts wanneer het afgestorven stuk huid na ongeveer een drietal weken helemaal losgekomen is, kan deze grote decubituswonde eindelijk beginnen genezen van uit de wondranden. Ondertussen schiet er van deze veelbelovende jonge vaars dikwijls niet veel meer over. De uier zal niet meer zo groot zijn. Het oedeem zal grotendeels verdwenen zijn, zodat de eigenlijke letsels beter zichtbaar worden en beter bereikbaar voor lokale verzorging.

In de allerslechtste fase is het dier zo verzwakt door de pijn, het weefselverval en de bacteriële ontstekingsreactie dat er zich, via de bloedbaan, een verspreiding kan voordoen van de bacteriën (sepsis) en de toxines in het ganse organisme. Finaal gaat het dier helemaal onderuit en sterft het mogelijk indien het niet tijdig verzorgd werd.

Behandeling

Preventief moet men vooral het ontstaan van extreem uieroedeem bij hoogdrachtige vaarzen vermijden. Desnoods moet men de vaars reeds beginnen melken voor het kalven, zeker wanneer het dier de melk reeds spontaan zou laten lopen. Het is aan te raden het rantsoen niet te intensief op te drijven tijdens de laatste weken van de dracht. Mineralen, sporenelementen en vitaminebalans tijdens de transitieperiode kunnen gecorrigeerd worden indien nodig om de weerstand optimaal te houden. Het is opletten met te grote hoeveelheden voederbieten en bietenpulp in het rantsoen; ook is beter krachtvoeder te beperken in geval van overdreven aanleg voor oedeemvorming. Veel bewegingsmogelijkheid tijdens de laatste weken voor het kalven (met een ruime strobox) helpt eveneens. Het kan aangeraden zijn om deze hoogdrachtige vaarzen nog niet aan de groep toe te voegen omwille van stress en hiërarchie).

Curatief of symptomatisch

Wanneer de symptomen waargenomen worden, moet je droog reinigen, of met koud water en een antisepticum aan een lage dosering. Daarna goed drogen met wegwerppapier, zinkoxidespray tussen de plooi spuiten of bacteriedodende zalf aanbrengen of een goede huidzalf op basis van perubalsem en zinkoxide. Andere mogelijkheden die in de humane sector gebruikt worden bij doorligwonden zijn het aanbrengen van eosinetinctuur op de letsels.

In geval van algemeen ziek zijn met koorts: ontstekingsremmers en antibiotica via injectie toe te dienen.

Evenals voor andere infectieuze huidaandoeningen zoals Mortellaro geldt hier ook dat de algemene stalhygiëne dagelijks moet op peil gehouden worden. Daarvoor zijn goede protocollen nodig die systematisch moeten worden toegepast; anders loopt men steeds achter de feiten aan. Voor beide problemen geldt: vroegtijdig de problemen onderkennen, snel reageren en voldoende lang lokaal blijven behandelen.

Marcel Van Aert veearts, klauwverzorger, wetenschappelijk consulent vakgroep anesthesie en heelkunde

faculteit diergeneeskunde UGent

Meest recent

Meest recent