Startpagina Akkerbouw

Groenbedekkers bieden bij korrelmaïs mogelijkheden om nitraatresidu te verlagen

Het gelijktijdig inzaaien van een groenbedekker bij de teelt van korrelmaïs is teelttechnisch mogelijk. Het biedt zelfs kansen om het nitraatresidu te verlagen. De omstandigheden van het seizoen bepalen mee de slaagkans. Helaas reduceert deze techniek het opbrengstniveau.

Leestijd : 6 min

Sedert MAP6 krijgen groenbedekkers als vanggewas een nog prominentere rol dan voorheen. Op percelen in gebiedstype 1, 2 en 3, die geen zware kleigrond zijn, moet na een hoofdteelt, die uiterlijk 31 augustus werd geoogst, uiterlijk 15 september een vanggewas worden ingezaaid, tenzij er een nateelt wordt ingezaaid.

In de gebiedstypes 2 en 3 worden er bijkomend nog extra maatregelen opgelegd. In deze gebieden moet een toenemend percentage vanggewassen of laagrisiconateelten ingezaaid worden. Indien er na maïs voor 15 oktober een vanggewas wordt ingezaaid, telt dit ook mee in het areaal vanggewassen.

In de praktijk leven er heel wat vragen rond deze maatregel en vooral bij korrelmaïs, voornamelijk door het late oogsttijdstip. In het demoproject ‘Functioneel inzetten van groenbedekkers bij maïs’ werden de verschillende mogelijkheden van inzaai van een groenbedekker bij korrelmaïs nagegaan. Er werd 3 proefvelden aangelegd : één in 2020 op een lichte zandleembodem in Bottelare en 2 in 2021 op een zandleembodem in Moorslede en een zandgrond in Ravels.

Proefgegevens

De volgende objecten werden vergeleken :

1 en 2: Gelijktijdige inzaai met rietzwenkgras (15kg/ha) bij de uitzaai van maïs (verschil tussen beide in de variëteit in 2020, in 2021 werd maar 1 variëteit uitgezaaid).

3: Doorzaai van mengsel Engels raaigras + kropaar (15kg/ha) in het 4-5- bladstadium.

4: Doorzaai van mengsel Engels raaigras + Italiaans raaigras (15kg/ha) in het 8-9-bladstadium.

5: Inzaai na de oogst van de korrelmaïs van een mengsel van snijrogge (120 kg/ha) of een mengsel van Italiaans raaigras en snijrogge (65 kg/ha), (niet in Ravels in 2021).

6: Geen groenbedekker (enkel in Ravels).

Bij de uitzaai gelijktijdig of bij het begin van het groeiseizoen werd vermeden om in de zone van 30 cm ter hoogte van de maïsrij gras in te zaaien om groeiconcurrentie te vermijden. In Moortsele en Moorslede werd bij de gelijktijdige inzaai gewerkt met een klassieke graanzaaimachine, waarbij rijen werden dichtgelaten ter hoogte van de maïsrij.

In het 4-5- en 8-10-bladstadium werd gewerkt met een schoffelmachine, gecombineerd met een APV-pneumatische strooier en werd met kappen vermeden dat er zaad terecht- kwam in de rijen.

In Moorslede werd in het 4-5- en 8-10-bladstadium eveneens gewerkt met een aangepaste schoffelmachine met aandrukrollen tussen de rijen. De zaai na de oogst van de korrelmaïs gebeurde met een schijveneg met ook een APV-strooier.

Inzaai mengsel Engels raaigras + kropaar in het 4-5-bladstadium van de maïs. Foto genomen op 10 juni 2021, Moorslede. Aangepaste schoffelmachine met aandrukrollen  voor het graszaad tussen de rijen.
Inzaai mengsel Engels raaigras + kropaar in het 4-5-bladstadium van de maïs. Foto genomen op 10 juni 2021, Moorslede. Aangepaste schoffelmachine met aandrukrollen voor het graszaad tussen de rijen. - Foto: LCV

Onkruidbeheersing

Naar onkruidbeheersing toe blijkt de techniek van gelijktijdige of latere inzaai in het 4-5- of 8-10-bladstadium toch beperkingen in te houden. Bij de gelijktijdige inzaai van rietzwenkgras is het aangewezen om in het 3-4- bladstadium te gaan voor een combinatie zonder nicosulfuron.

Een werkbare combinatie in Moortsele, die ook in eerdere proeven werd ingezet, is 0,7 l Frontier Elite + 1,5 l Stomp Aqua + 0,8 l Callisto + 0,2 kg/ha Callam. In Ravels gaf de combinatie 0,5 l Calaris + 1,5 l Laudis + 15 g/ha Peak ook goede resultaten. Merk hier ook de lage dosering op van zowel Calaris als Laudis.

Een vroege toepassing is aangewezen, aangezien de contactwerking naar gierstgrassen hier wel beperkt is. Wanneer te laat behandeld wordt op al te sterk ontwikkelde onkruiden, en dit zeker bij de hanenpoot, blijven die onkruiden zich nadien verder ontwikkelen. Dit was het geval in Moortsele in 2020, met vooral overblijvende hanenpoot en in mindere mate dicotyle onkruiden.

Groenbedekker te samen met maïs gezaaid. Foto genomen in januari 2022, Moorslede.
Groenbedekker te samen met maïs gezaaid. Foto genomen in januari 2022, Moorslede. - Foto: LCV

Bij de inzaai van grassen in 4-5-bladstadium van de maïs wordt het best gekozen voor een zeer vroege toepassing in het 2-3-bladstadium, met voornamelijk bladherbiciden en beperkte werking op mogelijk nadien nog kiemende grasachtigen. De volgende combinatie werd vroeg ingezet in Moortsele : 0,8 l Laudis + 0,4 l Onyx + 0,2 kg/ha Callam en in Ravels werd gewerkt met 2 l Laudis + 15 g/ha Peak. Voor de zaai in het 8-10- bladstadium werd in Ravels met succes de combinatie 0,5 l Calaris + 1,5 l Laudis + 15 g/ha Peak gezet. Merk op dat de dosering van zowel Calaris en Laudis lager is dan normaal.

In Moorslede werd in 2020 op alle objecten dezelfde combinatie gezet op basis van 0,25 l Kamba + 2l Laudis + 1 l/ha Gardo Gold. Ook hier werd de dosering van Gardo Gold lager genomen dan normaal. Dit gaf wel mee aanleiding tot een mindere ontwikkeling van het gezaaide gras in het 4-5- bladstadium, wat in overeenstemming is met het hogere advies. Op de andere objecten bleek deze combinatie werkbaar.

Algemeen gezien is het toch wel op te merken dat men de dosering van de middelen toch vaak moet aanpassen en dat men zeker de inzet van nicosulfuron moet trachten te vermijden. Via de schoffelbewerking bij de inzaai worden eventueel niet bestreden onkruiden ook weggeschoffeld.

In de objecten met inzaai in het 4-5- bladstadium of in het 8-10-bladstadium oogt het veld na inzaai onkruidvrij, maar in natte weersomstandigheden kan zeker de nakieming van onkruiden nog belangrijk zijn, gezien geen bodemherbicide wordt ingezet. Dit bleek ook in de proef in Bottelare in 2020, met nog vrij veel overblijvende dicotyle onkruiden, alsook hanenpoot (deze laatste wel minder dan bij de objecten met rietzwenkgras).

Op percelen met een hoge onkruiddruk en dit ook zeker van gierstgrassen, is het de vraag of de beperktere dosering en mogelijkheden in de schema’s een voldoende onkruidbeheersing kunnen garanderen. Dat zal dan weer leiden tot verhoging van de onkruiddruk op die percelen.

Onderzaai Italiaans en Engels raaigras in het 8-10 bladstadium van de maïs. Foto genomen in januari 2021, Moortsele.
Onderzaai Italiaans en Engels raaigras in het 8-10 bladstadium van de maïs. Foto genomen in januari 2021, Moortsele. - Foto: LCV

Opbrengst

Inzake graanopbrengst (bij 15% vocht) werden toch wel opmerkelijke resultaten vastgesteld. Zowel in 2020 als in 2021 werd bij de gelijktijdige inzaai met rietzwenkgras een lagere opbrengst vastgesteld, gaande van -11,6 % tot -18,8 % in Ravels over -19,2 tot -23,8% in Bottelare tot zelfs -45,5% in Moorslede, als de opbrengst van het object met groenbedekker na de oogst als 100% wordt genomen. In Moortsele was dit voornamelijk als gevolg van het effect van onkruidconcurrentie die in de droge omstandigheden van 2020 extra impact had.

In Moorslede en Ravels was dit vooral het gevolg van de gunstige groeiomstandigheden voor het rietzwenkgras in 2021, waardoor concurrentie tegenover de maïs optrad. Voor de overige objecten werden vrij gelijkaardige opbrengsten genoteerd.

Nitraatresidu

Qua nitraatresidu waren er in 2020 in Moortsele beperkte verschillen tussen de objecten met een lichte tendens tot een hogere waarde bij het object met onderzaai in het 8-10- bladstadium.

In Moorslede en Ravels gaf de onderzaai met rietzwenkgras duidelijk een lager nitraatresidu, wat niet het geval was in Moortsele. In Ravels werd eveneens een tendens tot een lager nitraatresidu vastgesteld bij de onderzaaiobjecten. Dit was in Moorslede niet het geval.

Onderzaai in het 8 bladstadium van de maïs. Foto genomen in januari 2022, Moorslede.
Onderzaai in het 8 bladstadium van de maïs. Foto genomen in januari 2022, Moorslede. - Foto: LCV

Ontwikkeling groenbedekkers

De oogst van korrelmaïs geeft aanleiding tot een bedekking van de bodem met gewasresten. Dit bemoeilijkt de verdere ontwikkeling van de ingezaaide grassen. Toch merkten de onderzoekers in Moortsele dat de ingezaaide grassen tussen de rijen (rietzwenk en inzaai grasmengsels in het 4-5- en 6-8-bladstadium) in de ingezaaide zones erin slagen om door de gewasresten van de korrelmaïs te groeien bij observatie in januari 2021. Weliswaar is de ontwikkeling niet meer uitgesproken dan bij de na de oogst ingezaaide gras-rogge. Ook nadien bleef de ontwikkeling zeer beperkt, totdat het veld in maart bewerkt werd voor de volgende teelt.

In Moorslede zagen we vooral dat het sterk ontwikkelde rietzwenkgras en het gras ingezaaid in het 6-8-bladstadium geen moeite had om door de gewasresten te komen. Objecten die voor de winter minder goed ontwikkeld waren, vertoonden ook na de winter minder ontwikkeling en hadden moeite om door de gewasresten te groeien (onderzaai in het 4-5-bladstadium). De in Moorslede ingezette herbicidecombinatie is hier wel een deel van de verklaring.

In Ravels was de ontwikkeling van rietzwenkgras in januari 2022 minder dan in Moorslede op hetzelfde moment, maar toch slaagde rietzwenkgras er ook hier in om door de gewasresten heen te komen. Voor de andere doorzaaiobjecten bleef dit beperkt.

Groenbedekker te samen met maïs gezaaid. Foto genomen in januari 2022, Moorslede.
Groenbedekker te samen met maïs gezaaid. Foto genomen in januari 2022, Moorslede. - Foto: LCV

Conclusies

Het gelijktijdig inzaaien van rietzwenkgras en maïs is teelttechnisch mogelijk en biedt kansen om het nitraatresidu te verlagen. Het rietzwenkgras slaagt erin om, afhankelijk van de omstandigheden, door de korrelmaïsresten heen te komen. Deze techniek geeft wel aanleiding tot een beduidende reductie van de opbrengst over de verschillende locaties van gemiddeld 23,7%.

Het doorzaaien in het 4-5- en 8-10- bladstadium is technisch mogelijk. Vooral bij inzaai in het 4-5-bladstadium, maar ook in beperktere mate in het 8-10-bladstadium, moet gewezen worden op de beperktere mogelijkheden naar onkruidbeheersing toe. Dat kan resulteren in een minder afdoende beheersing van onkruiden en zeker van gierstgrassen.

Op percelen met een hoge onkruiddruk is dit toch wel een beperking voor de haalbaarheid van de techniek. Deze techniek gaf geen aanleiding tot opbrengstreductie. Inzake nitraatresidu waren bij deze techniek geen eenduidige resultaten. De ontwikkeling na de winter is bij het doorzaaien evenwel zeer wisselend. Enkel in Moorslede werd een vrij goede ontwikkeling van de doorzaai in het 8-10-bladstadium opgemerkt.

J. Latré, E. Wambacq, S. Landschoot; Hogent - Ugent

Ellen Truyers, Katrien Geudens,

Gert Van de Ven; Hooibeekhoeve

Ellen Versavel; Inagro

Lees ook in Akkerbouw

Doordacht maaibeheer: waar let ik op?

Akkerbouw Er zijn dit jaar grote verschillen in grasstand waar te nemen tussen verschillende percelen. Dat is niet verwonderlijk, gezien de grote verschillen in beheer, waartoe we gedwongen werden door deze zeer natte winter en door de natte voorjaarsperiode.
Meer artikelen bekijken