Startpagina Veeteelt

Nieuwe inzichten in kalveropfok op vlak van biest, transitiemelk en huisvesting

MSD Animal Health organiseerde al verschillende onderzoeken naar kalveropfok. Aan de hand van hun eigen research en dat van anderen stelden ze enkele conclusies op in verband met biestmanagement, het belang van transitiemelk en huisvesting per 2. Bart Sustronck van MSD lichtte de resultaten toe.

Leestijd : 4 min

Sustronck duidt: “Verschillende onderzoeken hebben het belang van een goed biestmanagement al aangeduid. In 2020 zijn er ook nieuwe IgG-normen gepubliceerd, omdat kalveren vaak te weinig biest of biest van onvoldoende kwaliteit binnenkrijgen. Vandaag geldt de norm van 10 g IgG per l serum. Dan zou het kalf voldoende afweerstoffen opgenomen moeten hebben in het bloed om minder snel ziek te worden.”

Meer kans op sterven

“De kalveren die minder dan 10 g IgG per l serum hebben, hebben 5-6 keer meer kans om te sterven. De kalveren die onder 3,5 g zitten, hebben zelfs 25-26 keer meer kans op sterven voor het spenen. De norm van 10 g is dus een goede grens om kans op sterfte te doen dalen, maar het kan nog beter.

De kans dat een kalf ziek wordt tussen de geboorte en het spenen is 46% als het serumgehalte aan IgG kleiner is dan 10 g. Tussen een gehalte van 10-18 g daalt de kans tot 36%. Bij 18-25% wordt het verschil kleiner en daalt de kans tot 35%. Wanneer meer dan 25 g IgG per l serum wordt gehaald, daalt de kans op ziekte naar 30%. Naar mijn mening zou elke rundveehouder moeten streven naar een serum IgG-gehalte bij de kalveren van minstens 25 g. De kans op ziekte is dan niet meer 1 op 2 maar 1 op 3”, aldus Sustronck.

Voordeel tweede colostrumvoeding

“Onderzoek wees uit dat, wanneer je maar 1 keer colostrum geeft, je het best meteen een grote hoeveelheid geeft van ongeveer 300 g IgG, bijvoorbeeld door het toedienen van 3 l colostrum met een IgG-gehalte van 100 g/l en dit binnen de twee uur na de geboorte”, zegt Sustronck. “Bij 2 colostrumbeurten zorg je er het best voor dat het kalf binnen 24 uur 400 g IgG binnen krijgt. 200 g daarvan moet toegediend worden binnen 3 uur na de geboorte. Die eerste opname is en blijft de allerbelangrijkste.

Wanneer kalveren maar 1 keer colostrum krijgen, is de kans op een longontsteking in de periode van geboorte tot speenleeftijd 30%. Krijgen de kalveren 2 keer colostrum, dan is de kans op een longontsteking nog 17%. De kans op diarree daalt dan weer van 75% naar 36% bij een tweede opname van colostrum. Ook de groei, de latere productie en de vruchtbaarheid zijn significant beter. Het is dus wel duidelijk dat een tweede keer colostrum geven de moeite waard is.

In het beste scenario geeft je het kalf het eerste maal colostrum (minstens 200 g IgG, 2 l colostrum met een IgG gehalte van 100 g/l) binnen de 3 uur na de geboorte, en een tweede maal maximum 6 uur later (opnieuw 200 g IgG).”

Belang van transitiemelk

“Een ander onderzoek bekeek wat de beste optie was tussen het toedienen van transitiemelk, gewone volle melk, of nog meer colostrum tussen dag 1 en 4. Daaruit bleek dat het geven van colostrum of transitiemelk het beste effect had op het kalf. Het geven van volle melk was duidelijk de minst interessante optie.

Sustronck: Elke rundveehouder zou moeten streven naar een serum IgG-gehalte bij de kalveren van minstens 25 g. De kans op ziekte is dan niet meer 1 op 2 maar 1 op 3.
Sustronck: Elke rundveehouder zou moeten streven naar een serum IgG-gehalte bij de kalveren van minstens 25 g. De kans op ziekte is dan niet meer 1 op 2 maar 1 op 3.

Bij vleesvee is het moeilijker om veel colostrum te verkrijgen, waardoor het voederen van extra colostrum gedurende meerdere dagen na de geboorte niet evident is. Toch is een extra melkbeurt bij vleesvee niet verkeerd. Doordat een keizersnede bij een Belgisch witblauwe koe vaak 12 uur te vroeg gebeurt, geeft die koe het beste colostrum 12 uur na de bevalling. Colostrum van een tweede melkbeurt bij vleesvee is dus vaak van betere kwaliteit dan colostrum dat direct na de keizersnede wordt gemolken. Dat lijkt me goed om te weten. Het extra voederen van kleine hoeveelheden biest (50 tot 100 ml per voederbeurt) blijkt uit eigen onderzoek een positieve invloed te hebben op het voorkomen van diarree bij de kalveren”.

Huisvesting per 2

“Wij gingen ook na wat het effect is op de ziektedruk bij kalveren als ze meteen na de geboorte in groepen geplaatst worden in plaats van wat nu gangbaar is, met name een individuele opfok. Uit onderzoek bleek al dat de ziektedruk niet verschilt als het kalf bij de moeder blijft of als het meteen gespeend wordt. Wanneer kalveren in groep worden opgefokt, blijkt de ziektedruk ook niet significant te verschillen ten opzichte van een individuele opfok.

Wel is het zo dat hoe groter het aantal dieren er in de groep zit, hoe groter die druk wordt. De kleinst mogelijke groep bestaat uit het huisvesten van 2 kalveren samen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat ook dit voordelen kan opleveren.

De grootste voordelen van huisvesting per 2 zijn de dagelijkse groei en de stressgevoeligheid. Die kalveren nemen meer kracht- en ruwvoeder op en blijven beter groeien voor en na het spenen. De dieren zijn dan ook socialer en gaan beter om met verandering, wat ervoor zorgt dat ze minder stressgevoelig zijn.

Het leeftijdsverschil is het best maximum 1 dag als je ze meteen per 2 zet. Op een oudere leeftijd is een verschil van 3 dagen ook nog ok”, geeft Bart Sustronck nog mee.

Sanne Nuyts

Lees ook in Veeteelt

Meer artikelen bekijken