Startpagina Actueel

ILVO organiseert vierdaags festival voor 90ste verjaardag

Het ILVO bestaat 90 jaar en viert dat met een uniek vierdaags festival van Weten en Eten in Merelbeke. Om terug te blikken op 90 jaar ILVO namen enkele oud-medewerkers de pers mee terug naar het verleden. Zo kregen we een mooie kijk op de geschiedenis van de Vlaamse landbouw.

Leestijd : 7 min

Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) ontstond uit 9 zogenaamde ‘rijksstations’. Die kregen van de Vlaamse overheid de taak om de sector bij te staan in de transitie naar hogere opbrengsten, in een verbeterde oogstzekerheid en in competitiviteit. Daarnaast moesten ook de voedselveiligheid en duurzaamheid verbeteren.

Uitbreiding areaal

Het eerste rijksstation dat werd opgericht was het Rijksstation voor Plantenveredeling (RvP) in 1932. Het was gelokaliseerd in de proefhoeve van de landbouwhogeschool in Melle. Daar kwamen in 1939 nog het Rijksstation Veevoeding en het Rijkszuivelstation bij. In 1946 werd het Rijksstation voor Sierplantenveredeling opgestart.

Om meer areaal beschikbaar te hebben, kocht de Vlaamse overheid tussen 1948 en 1972 nog verschillende hoeves aan. De ILVO-campus ging zo gestaag verder van 25 ha naar 200 ha aan proefvelden. Ook het areaal aan serres en stallen breidde uit. Na een tijd vergaarde de overheid genoeg areaal om in totaal 9 rijksstations op te richten.

In 1957 kwamen de rijksstations terecht onder het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek (CLO). Pas in 2005, toen landbouw een regionale bevoegdheid werd, ontstond het huidige ILVO uit de samensmelting van het CLO en het Landbouweconomisch instituut (LEI). Wat begon met enkele tientallen medewerkers (enkel mannelijke), groeide anno 2022 uit tot een aantal van 730 medewerkers met een meerderheid aan vrouwen. Enkelen van de oudgedienden gaven ons een blik op het verleden.

Brief aan de minister

Erik Van Bockstaele, van Rv Plantenveredeling, vertelde hoe het eerste rijksstation ontstond toen een professor van de landbouwhogeschool in Gent in 1931 een brief stuurde naar de minister van Landbouw.

“In Wallonië waren er al heel wat jaren rijksstations, en het was tijd dat Vlaanderen mee op de kar sprong”, legt Van Bockstaele uit. “Zo ontstond het eerste rijksstation. Het doel van het RvP was om de gras- en voedergewaskwaliteit te verbeteren.

Na opstart in 1932 is men meteen begonnen met het verzamelen van grasplanten uit de streek van Veurne-Ambacht, omdat daar de beste vetweiden waren. Dat waren de weiden waarop het vleesvee graasde.

De eerste plantenveredeling vond plaats aan de landbouwhogeschool, maar dat stuk grond lag tijdens de Tweede Wereldoorlog in de vuurlinie. Daardoor werden de proefvelden niet onderhouden, en moesten de planten hun plan trekken. Na de oorlog schoten er nog enkele over, waarmee verder aan veredeling werd gedaan. Daaruit ontstond het eerste raaigras, Vigor, dat van topkwaliteit was en zo ook meteen populair werd in heel West-Europa. In de jaren 60 brak het RvP definitief door en groeide het volume gecertificeerd zaad gestaag. Men ging van 1.000 ton in 1964 naar 100.000 ton in 1980”, aldus Van Bockstaele.

Hier deed men een veldtest met schroebermachine en koppelpaarden van RV  Plantenveredeling.
Hier deed men een veldtest met schroebermachine en koppelpaarden van RV Plantenveredeling. - Foto: ILVO

Eerste import van Holsteins

Daniël De Brabander, voormalig wetenschappelijk directeur van het Rijksstation voor Veevoeding, was net in dienst, toen in 1970 de eerste Holstein-Friesians arriveerden in Vlaanderen. Jarenlang werden op het rijksstation enkel de dubbeldoelkoeien van het wit-rode ras van Oost-Vlaanderen gemolken. De import van de eerste Holsteins vanuit Canada was dan ook een echte mijlpaal in de geschiedenis van de Vlaamse melkveehouderij.

“54 hoogdrachtige Canadese vaarzen kwamen per vliegtuig naar hier, waarvan er 8 naar het rijksstation gingen. De andere vaarzen gingen naar 7 andere melkveebedrijven. Later kwamen er steeds meer Holsteins bij. Ik droeg toen mijn steentje bij aan de melkcontrole. We bekeken de waardes van de melk en de hoeveelheid geproduceerde melk.

Tijdens hun eerste lactatie gaven de Holsteins 5.000 l melk, terwijl de witrode maar 3.800 l melk gaven. Vandaag produceert een Holstein ongeveer 10.000 l melk per jaar, terwijl het kleine aantal witrode runderen dat nu nog overschiet 6.000 l melk geeft. Het verschil tussen de 2 is dus nog gegroeid.

De fokkerijwereld was toen trouwens helemaal niet blij met de introductie van de Holsteins, want fokkers hadden heel hun leven gewerkt om dat mooie dubbeldoelrund te creëren. Daardoor heeft het ook lang geduurd voor er een Holsteinstamboek kwam, maar we mogen blij zijn dat we toen de trein niet gemist hebben”, aldus De Brabander.

Opkomst van maïs

Om de productiecijfers te doen stijgen, werd de ruwvoeder in combinatie met krachtvoeder steeds belangrijker, en Daniël De Brabander gaf daar honderden presentaties over. “Wij deden toen testen rond grassappen, het drogestofgehalte en bewaarmiddelen. Het duurde maanden om melkveehouders te overtuigen van een nieuwe techniek, denk maar aan vroeger het gras afrijden.

Wat toen ook totaal nieuw was, was de maïs met kolf. Wij kenden toen ik jong was de snijmaïs wel, maar ons klimaat liet maïs met kolven niet toe. In de jaren 70 was er 10.000 ha aan maïs, nu is dat 180.000 ha.”

Gebruik van legbatterijen

Het Rijksstation voor Kleinveeteelt werd opgericht in 1950 en was bedoeld voor het huisvesten van kalkoenen, kippen, konijnen en schapen. “Binnen 10 jaar mogen kippen waarschijnlijk niet meer in kooien zitten, nu mogen ze ook enkel nog maar in verrijkte kooien zitten, maar in de jaren 70 kwamen de legbatterijen net op”, legt Luc Maertens, oud-hoofdonderzoeker, uit. “De scharrelgrootte nam toe en in alle sectoren werden dieren op kleinere oppervlakten gehouden. De kippen gingen dus naar legbatterijen.

De kippen konden niet meer scharrelen, met als gevolg dat ze minder kalk gingen opnemen. Daardoor ging de schaalkwaliteit achteruit. Wij gingen dus op zoek naar de optimale voeding om de kwaliteit van het ei op peil te houden. Waar kippen 60 jaar geleden 150 eieren per jaar legden, leggen ze er nu meer dan 300.

Een ander domein waarop ik onderzoeker was, was kunstmatige inseminatie (KI) bij kippen en konijnen. We pionierden daarin, waardoor zelfs de Zoo van Antwerpen onze hulp kwam vragen om hun loopvogels te reproduceren. Collega’s van mij hebben ook een patent op de spermaverdunner die ze toen gebruikten. Dat was echt baanbrekend.”

Het Rijksstation van Kleinveeteelt was pionier in de opvang van sperma van konijnen.
Het Rijksstation van Kleinveeteelt was pionier in de opvang van sperma van konijnen. - Foto: ILVO

Men ging de sterkte van de eierschaal meten nadat de kippen werden opgehokt.
Men ging de sterkte van de eierschaal meten nadat de kippen werden opgehokt. - Foto: IVLO

Bosgrond klaarmaken voor landbouw

Na de Tweede Wereldoorlog was er een tekort aan voedselproductie, waardoor veel land werd vrijgemaakt voor de landbouwsector. “Met het Marshallplan net na de oorlog kwamen er middelen vrij om de productie in Europa te stimuleren”, legt Jan Daelemans, oudgediende van het Rijksstation voor Boerderijbouwkunde, uit. “Onze taak bestond er toen uit om bosgronden klaar te maken voor landbouw. In 1950 werden de Koninklijke domeinen van Retie en Ruddervoorde openbaar verkocht aan vooral landbouwers. Wij hadden apparatuur zoals diepploegen en een kaapstander die een enorme kracht kon ontwikkelen om boomwortels uit te trekken. Wij trokken met onze machines naar daar om te helpen.”

Bij boerderijbouwkunde waren we in die tijd ook bezig met het bepalen van de beste stalsystemen voor boeren om in te werken. Zo kwamen we tot de conclusie dat ligboxenstallen het meest efficiënt waren bij melkvee. Voor de sterk groeiende varkenshouderij ontwierpen we enkele handige tools om het management te verbeteren.”

De directieleden van nieuwe RV Boerderijbouwkunde poseren voor het rijksstation.
De directieleden van nieuwe RV Boerderijbouwkunde poseren voor het rijksstation. - Foto: ILVO

Via deze zeugenkalender konden varkenshouders hun management verbeteren.
Via deze zeugenkalender konden varkenshouders hun management verbeteren. - Foto: ILVO

Melkkwaliteit verbeteren

Het Rijkszuivelstation had als belangrijkste doel om de kwaliteit van de melk te verbeteren, want 50 jaar geleden was dat een groot probleem volgens Willy Vanhee, oud bedrijfsleider van het Rijkszuivelstation. “Melkveehouders durfden bij 9 l melk wel eens 1 l water toe te voegen. Dat noemden we destijds de melk ‘dopen’. We hebben technieken bedacht om die praktijken op te sporen, zoals de vriespuntbepaling, en we hebben een werkgroep opgericht die instond voor de kwaliteit van de Belgische melk.

Onze noorderburen stonden al veel verder in hun onderzoek. Zij produceerden al jaren Goudse kaas. Als mensen naar de winkel om kaas gingen, noemden ze dat Hollandse kaas. Wij gingen daar informatie halen en begonnen hier ook met de productie van Goudse kaas. Ik denk dat iedere kaasmakerij die nu in België bestaat, bijstand heeft gehad van ons.

We vonden het ook belangrijk om landen met minder kennis te ondersteunen. Via Europese projecten konden we dat financieren. Ik ben destijds 4 keer naar Tanzania gegaan om de kaasproductie te verbeteren. De eerste keer dat ik daar kwam was het daar nog een ruïne. We hebben hier tweedehandsmateriaal verzameld en naar daar verscheept. Koeltanks bestonden daar bijvoorbeeld nog niet. We hebben die kaasproducent heel goed op weg kunnen helpen, waardoor die kaas nu geserveerd wordt op internationale vluchten van Air Tanzania. Daar ben ik heel trots op.”

Rozen dopen

Kort na de Tweede Wereldoorlog werd het Rijksstation voor Sierplantenveredeling opgestart. Daarmee wilde de overheid na een moeilijke periode het signaal geven dat er nog toekomst zat in de sector. Frans Thomas stond in voor de uitwisseling van planten over de hele wereld. Zijn grootste passie waren de rozen.

“Ik heb meerdere adellijke en prinselijke families ontmoet die rozen kwamen dopen. Zij gaven hun naam aan een nieuwe roos en doopten die roos of azalia met champagne. In 2021 heb ik zelf een zeer welriekende, dubbele roze roos op mijn naam gekregen. Die staat momenteel in bloei in mijn eigen tuin, en dat heeft me heel gelukkig gemaakt. Ik ben al lang gepensioneerd, maar ben nog steeds voorzitter van de Koninklijke Nationale Maatschappij 'De Vrienden van de Roos'.”

Festilvo

Om deze rijke geschiedenis van landbouwonderzoek te vieren organiseert ILVO een vierdaags festival van Weten en Eten met voor iedereen wat wils. Op 15, 16, 18 en 19 september is iedereen welkom op de festivalweide in Merelbeke/Melle, te midden van 200 ha proefvelden. Festilvo zal een uniek Foodfestival zijn dat samen met de vele proevertjes ook het maakproces en de wetenschap erachter serveert.

Op donderdag 15 en vrijdag 16 september ontvangt het ILVO zijn professionele stakeholders, zoals land- en tuinbouwers, afnemers, leveranciers, beleidsmedewerkers, adviseurs en iedereen die meewerkt aan de toekomst van de agrovoedingssector.

Op zondag 18 september - Dag van de Landbouw – verwacht men het grote publiek. Je kan hightech drones, machines en robots aan het werk zien, binnenkijken in een melkveestal en van een ijsje genieten, je kan je eigen patatjes rapen, goudsbloemen plukken en ontdekken vanwaar het voedsel komt dat we dagelijks eten.

Kinderen kunnen klimmen op de stropiramide, en ter ontspanning kan je iets proeven op de innovatieve foodmarkt of iets nuttigen in het openluchteetcafé. 's Avonds pik je een van de laatste voorstellingen mee van Zwins, een authentiek West-Vlaams, tragikomisch theaterstuk.

Op maandag 10 september ontvangt het ILVO nog eens 800 leerlingen uit secundaire landbouw- en hotelscholen. Zij komen van over heel Vlaanderen naar Merelbeke/Melle voor een goedgevuld voor- en namiddagprogramma over robotica en andere technologie in de landbouw en voedingsproductie, krijgen een introductie in future foods, inspirerende verhalen over de water- en natuurinspanningen van het ILVO, enzovoort.

Meer info vind je terug op https://www.festilvo.be/nl.

Sanne Nuyts

Lees ook in Actueel

Nederland keurt vaccin tegen blauwtongvirus goed

Veeteelt De Nedelandse minister van Landbouw Piet Adema heeft met een versnelde procedure een vaccin tegen het blauwtongvirus goedgekeurd voor gebruik. Het vaccin wordt geproduceerd door het Spaanse bedrijf Syva. De verwachting is dat er binnen enkele dagen tot een week 1 miljoen dosissen beschikbaar zijn voor de Nederlandse markt.
Meer artikelen bekijken