De totale veevoederproductie van alle leden van de Belgian Feed Association (BFA) ging in 2017 ietsje omhoog naar 7,36 miljoen ton. Verschuivingen zijn klein: het aandeel varkensvoeder in de totale productie neemt de laatste jaren stelselmatig iets af, ten voordele van pluimvee- en rundveevoeder en ook voormengsels. De BFA-leden voeren ook veevoeder en vooral eiwitrijke concentraten uit. Onder die laatste ook visvoeders en voeder voor huisdieren zoals duivenvoeders.
Veevoedersector zet toon antibioticadaling
De mengvoederfederatie streeft al jaren en daling van het antibioticagebruik in de sector na. De federatie was medeoprichter van expertisecentrum AMCRA, dat drie concrete doelen naar voor schoof: 50 % minder antibioticagebruik tegen 2020, 75 % minder gebruik van de meest kritisch belangrijke antibiotica tegen diezelfde datum en tegen 2017 50 % minder gebruik van de met antibiotica gemedicineerde voeders.
Vooral die laatste doelstelling kwam op het bord van BFA terecht. Hoewel het er jaren niet goed uitgezien heeft voor die doelstelling, is het doel eind vorig jaar toch gehaald. “Maar het ging niet vanzelf. We hebben zowel individueel als collectief ons beste beentje moeten voorzetten om dat doel te bereiken en iedereen gemotiveerd te houden”, aldus Yvan Dejaegher, directeur-generaal van BFA. Voederfabrikanten engageerden zich om enkel nog elektronische voorschriften te aanvaarden, deze enkel nog te aanvaarden van de bedrijfsbegeleidende dierenarts en geen met antibiotica gemedicineerde voeders meer te produceren voor vleesvarkens ouder dan 15 weken.
BFA hield al sinds 2009 gegevens over gemedicineerde voeders bij. Individuele voederleveranciers werden geconfronteerd met hun gebruik ten opzichte van hun concullega’s. “Op het einde rapporteerden we om de drie maanden terug aan de fabrikant. De lessen die we uit het gelopen traject getrokken hebben, is om concrete doelstellingen naar voor te schuiven en iedereen te confronteren met een actieplan”, evalueerde Dejaegher.
“
Dubbele kost
Ggo in buitenland
Een ander thema dat op het bord van de mengvoedersector ligt, is dat van de ggo-voeders. BFA heeft op dat vlak een geschiedenis. Van 2001 tot 2007 had het toenmalige Bemefa een programma voor het op de markt brengen van ggo-vrije voeders. Duitsland en Frankrijk zetten hier nu ook op in. In Duitsland heeft het Verband Lebensmittel ohne Gentechnik (VLOG) het monopolie op het ggo-vrije VLOG-logo. Onder meer Lidl vraagt nu aan leveranciers van melk, eieren of braadkippen dat de betrokken dieren geen ggo-voeder krijgen. Aan het VLOG-logo is een lastenboek verbonden.
In Frankrijk is er Oqualim, wat ook een lastenboek is dat het mogelijk maakt om producten te labelen als ggo-vrij. De uitwisselbaarheid tussen het Franse en Duitse lastenboek is beperkt, wat het moeilijk maakt voor Belgische mengvoederfabrikanten die willen exporteren.
Binnenlandse gevolgen
Hypocrisie
BFA-voorzitter Decadt hekelde de hyprocisie en de mogelijke consumentenmisleiding die hangt aan een strikt ggo-vrij label. In 2007 heeft het toenmalige Bemefa collectief beslist om te stoppen met de productie van ggo-vrij voeder. Contaminatie van ggo-vrij voeder is in voederfabrieken die ook conventioneel voeder produceren onvermijdelijk. “In de monsters die wij toen namen, zat een derde van de ggo-vrije voeder boven de norm. In Duitsland geven ze toe dat 20 % van de monsters die zij nemen boven de norm zit. Zij bedekken die met de mantel der liefde. Bovendien mag een zogenaamd ggo-vrij varken, toch nog ggo-voeder eten vóór de leeftijd van 41 dagen. Dat is hypocriet.”
Echt ggo-vrij voeder vereist aparte productielijnen, en zelfs dan is contaminatie via transport van grondstoffen een reëel risico. In ons land hanteert het FAVV strengere normen dan het buitenland over wanneer een veevoeder ggo-vrij genoemd mag worden. “De consument die voor ggo-vrij wil gaan, kan nu al voor biologische producten kiezen; daar zijn ggo’s verboden. Maar veevoeders voor de biologische sector komen met een prijs.”
BFA beraadt zich over een “wel overwogen en behoedzame strategie” op het vlak van non-ggo-voeders. “ggo-vrije voeders kunnen, voor een niche. Als exportland kunnen ons de meeprijs van echt ggo-vrij voeder niet permitteren, maar we gaan met de grootdistributie samenzitten, zodat ze - als ze een keuze maken - die tenminste weloverwogen kunnen doen”, aldus Dejaegher.
Een eenvoudig alternatief zou zijn dat de Belgische mengvoederfabrikanten kiezen voor in de EUgeteelde soja, maar het potentieel is er eenvoudigweg niet. “De EU produceert momenteel 200.000 ton soja; het potentieel is 3 miljoen ton. We importeren echter 35 miljoen ton. Mocht de Duitse subsidie voor koolzaad als biodiesel wegvallen, dan moet er ook een alternatief voor eiwitrijk koolzaadschroot gevonden worden, in bijvoorbeeld soja. Zelf produceren is dus geen totaaloplossing”.