Startpagina Veeteelt

Voedersector trots, kwaad en verontrust

BFA (vroeger Bemefa), de sectororganisatie van mengvoederfabrikanten, is bijzonder trots over de bijdrage die de veevoedersector levert in het terugdringen van het antibioticagebruik. BFA ziet echter ook zaken met lede ogen aan: vermijdbaar dubbele kosten in antibioticagebruikregistratie, een dreigende te vroege uitfasering van zinkoxide en de opkomst van een ‘zonder ggo-label’, waar veel haken en ogen aan zitten.

Leestijd : 6 min

De totale veevoederproductie van alle leden van de Belgian Feed Association (BFA) ging in 2017 ietsje omhoog naar 7,36 miljoen ton. Verschuivingen zijn klein: het aandeel varkensvoeder in de totale productie neemt de laatste jaren stelselmatig iets af, ten voordele van pluimvee- en rundveevoeder en ook voormengsels. De BFA-leden voeren ook veevoeder en vooral eiwitrijke concentraten uit. Onder die laatste ook visvoeders en voeder voor huisdieren zoals duivenvoeders.

Veevoedersector zet toon antibioticadaling

De mengvoederfederatie streeft al jaren en daling van het antibioticagebruik in de sector na. De federatie was medeoprichter van expertisecentrum AMCRA, dat drie concrete doelen naar voor schoof: 50 % minder antibioticagebruik tegen 2020, 75 % minder gebruik van de meest kritisch belangrijke antibiotica tegen diezelfde datum en tegen 2017 50 % minder gebruik van de met antibiotica gemedicineerde voeders.

Vooral die laatste doelstelling kwam op het bord van BFA terecht. Hoewel het er jaren niet goed uitgezien heeft voor die doelstelling, is het doel eind vorig jaar toch gehaald. “Maar het ging niet vanzelf. We hebben zowel individueel als collectief ons beste beentje moeten voorzetten om dat doel te bereiken en iedereen gemotiveerd te houden”, aldus Yvan Dejaegher, directeur-generaal van BFA. Voederfabrikanten engageerden zich om enkel nog elektronische voorschriften te aanvaarden, deze enkel nog te aanvaarden van de bedrijfsbegeleidende dierenarts en geen met antibiotica gemedicineerde voeders meer te produceren voor vleesvarkens ouder dan 15 weken.

BFA hield al sinds 2009 gegevens over gemedicineerde voeders bij. Individuele voederleveranciers werden geconfronteerd met hun gebruik ten opzichte van hun concullega’s. “Op het einde rapporteerden we om de drie maanden terug aan de fabrikant. De lessen die we uit het gelopen traject getrokken hebben, is om concrete doelstellingen naar voor te schuiven en iedereen te confronteren met een actieplan”, evalueerde Dejaegher.

Een aantal stakeholders hebben ons ongetwijfeld meewarig aangekeken bij het aangaan van dit engagement. We hebben een uitzonderlijke prestatie geleverd”, aldus een fiere BFA-voorzitter Frank Decadt. Nu het doel bereikt is, is het een kwestie van deze via opvolging vast te houden.

We hebben een uitzonderlijke prestatie in de reductie van antibioticagebruik  gerealiseerd , aldus  Frank Decadt.
We hebben een uitzonderlijke prestatie in de reductie van antibioticagebruik gerealiseerd , aldus Frank Decadt.

Zinkoxide

Een belangrijk instrument om het gebruik van het antibioticum colistine in veevoeder (gebruikt bij speendiarree bij biggen) te verlagen, was het inzetten van zinkoxide in het voeder. Omdat zink een zwaar metaal is dat zich in het milieu opstapelt, heeft de EU-commissie besloten dat het gebruik ervan ten laatste tegen september 2022 moet stoppen.

Maar individuele lidstaten kunnen dit ook vroeger doen. Het Amcra schoof eind 2020 als einddatum naar voor, maar het geneesmiddelenagentschap en het FAVV willen de uitfaseringsperiode inperken tot eind 2019. “Absoluut onaanvaardbaar”, aldus voorzitter Decadt. Te meer ook omdat het gebruik van zinkoxide ten opzichte van 2015 al met 40 % gereduceerd is. “Het gebruikte argument is dat men zinkoxide niet als enige alternatief voor colistine naar voor geschoven willen zien, maar de cijfers bewijzen het tegendeel. Ook het zinkoxidegebruik daalt de laatste jaren.” In landen zoals Nederland en Duitsland was zinkoxide al uit de voeders gehaald, maar Engeland, Spanje en Denemarken nemen zich voor om tot 2022 zink te zullen blijven gebruiken.

Dubbele kost

Richting 2020 komt het erop aan om de behaalde resultaten in antibioticareductie vast te houden. Eén van de drie grote doelstellingen is echter nog niet behaald: het halveren van het antibioticagebruik uit 2011 tegen 2020.

“We hebben gedaan wat we gezegd hebben. Maar op sectorgebied moeten er nog heel wat inspanningen gebeuren”, beseft Dejaegher. Dat is niet alleen een uitdaging voor de veevoedersector, maar vooral ook voor boeren, dierenartsen en farmaceutische industrie. Een gezamenlijke inspanning, beklemtoont Dejaegher. “We moeten stoppen met naar elkaar te wijzen, en gewoon doelstellingen zetten en hier concrete acties tegenoverstellen.”

Wat de sector alvast niet vooruithelpt is dat er twee databanken zijn die het antibioticagebruik bijhouden. Het AB-register enerzijds, en Sanitel-Med anderzijds. Het ene is het initiatief van de sector, het andere van de overheid. “Sanitel-Med heeft volledig onze methodologie overgenomen, wat prachtig is. Maar we onderhandelen nu al twee maanden met het bevoegde geneesmiddelenagentschap voor het tot stand komen van één enkele databank, zonder resultaat. Er bevinden zich dus twee apparaten naast elkaar, beiden betaald met geld uit de sector. Laat ons die middelen samenbrengen. We stoten echter op een geneesmiddelenagentschap waarmee bijna niet te praten valt; we stoten op een muur van achterdocht en afgunst. De gegevens zijn overigens niet altijd goed vergelijkbaar aangezien wij met het AB-register werken op basis van mestbankgegevens, en zij werken met Sanitelcijfers. Wij zullen nu het vergelijken van beide databases financieren. We blijven bruggen bouwen met Sanitel-med,” verzucht Dejaegher.

Ggo in buitenland

Een ander thema dat op het bord van de mengvoedersector ligt, is dat van de ggo-voeders. BFA heeft op dat vlak een geschiedenis. Van 2001 tot 2007 had het toenmalige Bemefa een programma voor het op de markt brengen van ggo-vrije voeders. Duitsland en Frankrijk zetten hier nu ook op in. In Duitsland heeft het Verband Lebensmittel ohne Gentechnik (VLOG) het monopolie op het ggo-vrije VLOG-logo. Onder meer Lidl vraagt nu aan leveranciers van melk, eieren of braadkippen dat de betrokken dieren geen ggo-voeder krijgen. Aan het VLOG-logo is een lastenboek verbonden.

In Frankrijk is er Oqualim, wat ook een lastenboek is dat het mogelijk maakt om producten te labelen als ggo-vrij. De uitwisselbaarheid tussen het Franse en Duitse lastenboek is beperkt, wat het moeilijk maakt voor Belgische mengvoederfabrikanten die willen exporteren.

Binnenlandse gevolgen

Gevolgen zijn er echter ook voor de binnenlandse markt, en dat op verschillende manieren. Zo heeft zuivelreus Arla al in het Duitstalige landsgedeelte een 100-tal melkveehouders gevonden die zich engageren om enkel ggo-vrij diervoeder te voederen. Boeren zouden daar 1 cent per liter méér voor krijgen, maar BFA-voorzitter Decadt twijfelt of die meerprijs wel kostendekkend is.

Ander probleem is dat het in België verboden is om producten te labelen als ‘ggo-vrij.’ De reden hiervoor is eenvoudig: op productniveau worden er nooit ggo’s gevonden; de aanwezigheid van ggo-voeder in het rantsoen van de betrokken dieren is onmogelijk te controleren op het product zelf. Producten uit Duitsland en Frankrijk met een ‘ggo-vrij’ label mogen echter wel gewoon in ons land verkocht worden, inclusief label. Het is bovendien niet ondenkbaar dat bij ons grootwarenhuizen ook die kaart zullen willen trekken.

Hypocrisie

BFA-voorzitter Decadt hekelde de hyprocisie en de mogelijke consumentenmisleiding die hangt aan een strikt ggo-vrij label. In 2007 heeft het toenmalige Bemefa collectief beslist om te stoppen met de productie van ggo-vrij voeder. Contaminatie van ggo-vrij voeder is in voederfabrieken die ook conventioneel voeder produceren onvermijdelijk. “In de monsters die wij toen namen, zat een derde van de ggo-vrije voeder boven de norm. In Duitsland geven ze toe dat 20 % van de monsters die zij nemen boven de norm zit. Zij bedekken die met de mantel der liefde. Bovendien mag een zogenaamd ggo-vrij varken, toch nog ggo-voeder eten vóór de leeftijd van 41 dagen. Dat is hypocriet.”

Echt ggo-vrij voeder vereist aparte productielijnen, en zelfs dan is contaminatie via transport van grondstoffen een reëel risico. In ons land hanteert het FAVV strengere normen dan het buitenland over wanneer een veevoeder ggo-vrij genoemd mag worden. “De consument die voor ggo-vrij wil gaan, kan nu al voor biologische producten kiezen; daar zijn ggo’s verboden. Maar veevoeders voor de biologische sector komen met een prijs.”

BFA beraadt zich over een “wel overwogen en behoedzame strategie” op het vlak van non-ggo-voeders. “ggo-vrije voeders kunnen, voor een niche. Als exportland kunnen ons de meeprijs van echt ggo-vrij voeder niet permitteren, maar we gaan met de grootdistributie samenzitten, zodat ze - als ze een keuze maken - die tenminste weloverwogen kunnen doen”, aldus Dejaegher.

We stoten bij Sanitel-Med op achterdocht en afgunst , nam Yvan Dejaegher geen blad voor de mond.
We stoten bij Sanitel-Med op achterdocht en afgunst , nam Yvan Dejaegher geen blad voor de mond.

Een eenvoudig alternatief zou zijn dat de Belgische mengvoederfabrikanten kiezen voor in de EUgeteelde soja, maar het potentieel is er eenvoudigweg niet. “De EU produceert momenteel 200.000 ton soja; het potentieel is 3 miljoen ton. We importeren echter 35 miljoen ton. Mocht de Duitse subsidie voor koolzaad als biodiesel wegvallen, dan moet er ook een alternatief voor eiwitrijk koolzaadschroot gevonden worden, in bijvoorbeeld soja. Zelf produceren is dus geen totaaloplossing”.

IDC

Lees ook in Veeteelt

Michael Gore: “Als het zo doorgaat, glijden we opnieuw af naar een crisis in de vleesveesector”

Vleesvee Het aantal runderslachtingen staat op een historisch laag niveau. We produceren vandaag de dag minder rundvlees dan in 1970 en als je het aan Michael Gore, afgevaardigd bestuurder van de nationale beroepsvereniging voor slachthuizen, uitsnijderijen en groothandels (Febev), vraagt is de bodem nog niet in zicht. “We kunnen deze neerwaartse trend alleen stoppen bij de basis: de boer, alsook de tussenschakels in de vleesproductieketen, moeten een eerlijke prijs ontvangen voor hun product. Dat is de impuls die we nodig hebben om de hele keten draaiende te houden.”
Meer artikelen bekijken