Guido kwam zelf uit de landbouwsector en hoorde voor het eerst van Groene Kring toen hij als student in 1972 in Gent een debat volgde over de Mansholtplannen. “Een student rechten zat toen een panel voor waarin Constant Boon (Boerenbondvoorzitter), Valère Quagebeur (ABS-voorzitter) en professor Verkinderen (landbouweconomie) het tegen elkaar opnamen”, vertelt Guido.
De start bij Groene Kring
“Na het debat sprak ik de panelleider aan en dat bleek Jos Demeyer te zijn (in 2019 nog parlementslid voor CD&V). Hij vertelde me dat ze toen in het Waasland bezig waren met de oprichting van een jongeboerenbeweging, namelijk Groene Kring. Een jaar eerder, in 1971 werd het eerste gewest opgestart. Zelf was ik actief bij de KLJ en de LRV.
Na mijn studies was mijn eerste job verkoopafgevaardigde voor Aveve in het Meetjesland. Dat deed ik gedurende 2 jaar. Daar kwam ik opnieuw in aanraking met jonge boeren die binnen Groene Kring actief waren. Ik heb altijd gedacht dat die mannen mijn naam genoemd hebben bij de nationale leiding van KLJ, want even later kreeg ik de vraag om naar Leuven te verhuizen om daar Groene Kring mee te helpen uitbouwen. Het was toen 1975. Dat zag ik wel zitten, want stiekem was dat waar ik als jonge gast al van droomde: de jonge boeren een stem en een gezicht geven.
Ook mijn ‘lief’ toen, Véronique –nu mijn vrouw– was enthousiast om als verpleegster mee naar Leuven te trekken. De keuze was dus snel gemaakt. Ik gaf mijn ontslag bij Aveve en kandideerde voor de opvolging van de eerdere nationaal vrijgestelde Luc Demuynck. Die job deed ik samen met Paul Van Mierloo.”
De uitbouw van Groene Kring
“Paul was volop bezig met de verdere uitbouw van Groene Kring en maakte me meteen heel duidelijk dat hij niet zomaar een deelwerking van KLJ wou opstarten, maar dat hij een echte jongeboerenbeweging wilde uitbouwen. Hij vond toen zijn inspiratie vooral bij de European Council of Young Farmers (CEJA). Onze beweging werd gebouwd op 4 krachtlijnen: informatie, vorming, kernwerking en actie.
Meer en meer Groene Kringgewesten werden gevormd met een eigen bestuur. Zelfs in de oude druivenstreek rond Overijse en Hoeilaart kwam een Groene Kring. Later kwam er ook een provinciaal bestuur en een nationale kern van vrijwilligers. Ook verschillende meisjes bouwden mee aan Groene Kring. In Antwerpen werd zo Lieve Cornelis provinciaal voorzitter.
In 1979 werd ik nationaal voorzitter van KLJ en Groene Kring. Dat heb ik gedurende 3 jaar gedaan, waarna ik in 1982 samen met mijn vrouw een gemengd bedrijf heb overgenomen dat we uitgebouwd hebben tot een gespecialiseerd melkveebedrijf. Dat bedrijf is ondertussen overgenomen door mijn zoon, maar ik help nog zoveel ik kan.”
De grootste uitdagingen van de jaren 70
“Onze aandacht ging vooral naar het uitbouwen van een sterke, zelfstandige jongeboerenorganisatie met een stevige inhoudelijke werking. De invoering van de structuurrichtlijnen gaf ons toen de kans om de VLIF-reglementering meer en meer te duwen naar bedrijfsovername en bedrijfsontwikkeling. We trokken met onze ideeën naar het kabinet van Lavens (toen minister van Landbouw) en Dekeersmaeker (opvolger).
In 1972, na de Mansholtbetoging, werd het Europees landbouwbeleid gebaseerd op marktordening, structuurrichtlijnen (Europese VLIF) en vorming van onze boeren met B-cursussen en kredieturen. Toen ontstonden ook onder andere NCBL en NAC. De marktordening bracht ons in die tijd op betogingen voor betere prijzen. Als Groene Kring stonden we eens aan de kop van een Europese betoging in Straatsburg. Dat was denk ik rond 1980”,vertelt Guido verder.
“Ook het thema grond kwam in de jaren 70 terug, toen de gewestplannen zijn ontstaan. In een protestactie trokken we met een groot geel potlood naar het kabinet van Kelchtermans. We boycotten ook de openbare verkopen in Antwerpen om het systeem van ‘verdierenpikken’ aan te klagen en de toegang tot grond voor jongeren scherp te stellen.
Eén van onze acties vond ik echt straf: Op een bepaald moment stonden er ’s ochtends overal grote borden langs alle autosnelwegen met het opschrift ‘Belgische autosnelwegen om beter te reizen in Europa’. De volgende nacht al overplakten wij met Groene Kring al die borden met de aanvulling: …op zoek naar landbouwgrond. Eén Groene Kring had een proces aan zijn been, en bij een andere groep was de papborstel in beslag genomen”, lacht Guido.
Naast alle andere prachtige acties vond ik ook de nationale ploegwedstrijden heel bijzonder. Op vrijdagavond gingen we dan met alle geselecteerden en juryleden in afzondering. We redeneerden over de kunst van het ploegen tot in de late uurtjes. Op zaterdag trainden we dan samen en op zondag was het genieten van alle toppers die plots kunsten uithaalden die ze zaterdag nog wisten te verstoppen. Veel van die ploegers hebben nu nog steeds contact.”
Een dankbare tijd
“In Groene Kring leerde ik samenwerken, luisteren en verantwoordelijkheid nemen. Ik leerde respectvol debatteren en samen zoeken naar oplossingen. Ik leerde wat de agrovoedingsketen inhield en hoe belangrijk het is om goede coöperaties te vormen. Groene Kring heeft mij in grote mate ‘gemaakt’. Die kennis en ervaring heb ik ook goed kunnen gebruiken toen ik als melkveehouder verkozen werd tot voorzitter van Belgomilk en Milcobel.
Ik ben dankbaar voor de mensen die ik bij Groene Kring leerde kennen en waarderen, en voor het vertrouwen van de leden en de Boerenbond om samen met anderen de kar te mogen trekken. Dat was een heel mooie tijd”, besluit Guido.