Startpagina Veeteelt

De toekomst voor de dubbeldoelkoe

De dubbeldoelkoe leek in het tweede deel van vorige eeuw een relict uit het verleden, schrijft Boerenforum. De moderne landbouw had nood aan gespecialiseerde bedrijven en we gingen aan de slag met de ultieme melkkoe of de vleeskoe bij uitstek. Naast wat robuuste koeienrassen voor extensieve begrazing en enkele robuuste melkveerassen zoals Jersey of monté biliard was de toekomst er één van mevrouw Holstein en meneer BlancBleuBelge of ‘den dikbil’.

Leestijd : 6 min

Met de opkomst van de biologische landbouw kwam er schijnbaar terug een kans voor de lokale rassen van dubbeldoelkoeien, maar met een percentage van iets meer dan 6% Vlaamse biobedrijven is het eerder een waterkansje. Zeker wanneer we vaststellen dat nog geen kwart van die biobedrijven koeien lopen heeft én dat er vaak gekozen wordt voor buitenlandse koeienrassen.

Doordachte keuze

Het Vlaamse landbouwlandschap is echter gezegend met doorbijters. Boerinnen en boeren die geen afstand deden van de kudde van hun ouders of hun grootouders. Anders van alle tendensen, anders van de landbouwopleidingen aan de universiteiten en hogescholen en anders van het beleid van de banken en de overheid hebben ze iets in stand gehouden dat voor hen waarde had. En, anders dan het stereotype misschien doet vermoeden, deden ze dat niet enkel uit nostalgie, maar hadden ze ook heel goed hun rekening gemaakt. Zelfs al bleven veel van die bedrijven in de gangbare sector, toch weten ze heel goed waarom die dubbeldoelkoeien bij hun bedrijf passen en hoe hun bedrijfseconomisch model eruit ziet.

Subsidies niet als reddingsboei

In die bedrijfseconomische boekhouding zijn de subsidies die de Vlaamse overheid vrijmaakt voor het instandhouden van erfgoed-rassen, een slok op de borrel. Het is niet de hoofdreden waarom die boerinnen of boeren hun koeienras aanhouden, maar het is wel een cijfer dat mee wordt verrekend op de jaarbalansen en dat bij veel van de telers een extra duit in het zakje doet. Toch merkten we tijdens de interviews die we met Boerenforum doen op het terrein dat er ook heel wat veehouders die subsidies niet aanvragen. Wanneer we doorvragen waarom de dubbeldoelkoeien dan wel goed presteren op economisch vlak horen we uiteenlopende redenen.

De goede voederconversie en de mogelijkheid om met de dieren te grazen op extensievere percelen, zoals natuurgebieden, is het meest voorkomende argument. Maar men benoemde ook de hoge melkkwaliteit met een flink eiwitpercentage, net als stevig hoef- en beenwerk, de lage veeartskosten en heel lage voerkosten door de kleine hoeveelheid of zelfs de afwezigheid van krachtvoer. Met de stijging van de kosten aan de inputzijde van onze bedrijven zouden we gaan denken dat daar enkele stevige argumenten in zitten voor een heropwaardering van onze landrassen. Maar er is meer.

Interesse vanuit universitaire hoek

Ook al is het zeer stilletjes in het Vlaamse universitaire landschap als het gaat over de landrassen of de dubbeldoelrassen en er zelfs op louter cijfermatig vlak bij hen geen informatie voorhanden is, is die stilte niet alomtegenwoordig. In andere Europese regio's is er wel aandacht voor de dubbeldoelkoeien en in de universiteiten waar agro-ecologie volwaardig op de agenda staat, nemen we een andere boodschap waar. Zo kwam er een tijd geleden een rapport uit van de Université catholique de Louvain la Neuve – UCL – waarin duidelijk werd gesteld dat een duurzame toekomst voor de landbouw enkel kan met dubbeldoelkoeien. Het rapport duidt dat de dubbeldoelkoe door haar robuustheid een onderdeel is van een duurzaam veeteeltscenario waar de melkproductie en de productie van kwaliteitsvol vlees uit dezelfde kuddes komen die worden gehouden op duurzame bedrijven met veel productie van grasklaver en een doordachte weidegang (rotational grazing is het buzz-woord).

Nog 4 bestaande eigen dubbeldoelrassen

In het Vlaamse scenario zijn we gezegend met de aanwezigheid van 4 nog bestaande dubbeldoelkoeien rassen. Wij noemen die koeienrassen graag onze landrassen. Onder een landras verstaan we alle landbouwdieren en -plantenvariëteiten die ontstonden op boerenerven zonder al te veel kunst- en vliegwerk. Rassen die 'aankwamen' in een regio en dan vaak met de lokale genetica werden gekruist onder invloed van het lokale klimaat, de lokale bodemgesteldheid en geografie en de lokale 'goesting' van de boeren of de tuinders. Doordat er weinig transport was van vee of van landbouwgewassen bleven die populaties stabiel en verankerden ze zich op het lokaal niveau. Daar pasten ze zich aan aan de lokale omstandigheden. We merken op dat die landrassen vaak een duw in de rug kregen door een stamboekwerking en door enkele enigmatische jaarmarkten en veehouders.

Onze streken hadden aan het begin van vorige eeuw meer dan 4 landrassen en we overlopen ze graag even samen met jullie.

De landrassen:

• Aan de kust in Frans-Vlaanderen & West-Vlaanderen de West-Vlaamse Rode koe

• In de polders het Zwart-Bont van de Oost-Vlaamse & de Zeeuwse Polders

• De Luikse weidestreek had 'een' Pie Noir

• De ruime regio rond Dendermonde had de Wit-Rode van Oost-Vlaanderen

• In Brabant, Noord-Wallonië & Haspengouw het Wit-Blauw dubbeldoelras

• De provincie Antwerpen & het noorden van Limburg het Kempische Rood-Bont

• In de Oostkantons & het ruimere Oosten van Wallonie de Rouge Pie de l'Est.

Van die soorten blijft, na de zogeheten rationalisering van de landbouw niet zo veel meer over. Hieronder de cijfers van de

4 overblijvers:

• West-Vlaamse Rode: 3 bedrijven met 231 dieren (enkel de dubbeldoelkoeien meegeteld)

• Oost-Vlaams Wit-Rood: 22 bedrijven met 1205 dieren

• Wit-Blauw Dubbeldoel: 19 bedrijven met 1270 dieren in Vlaanderen, een 3000-tal in Wallonië en een kleine 500 in Noord-Frankrijk.

• Kempisch Rood-Bont: 5 bedrijven met 461 dieren

De zwakke plek in heel dit verhaal is niet alleen de lage aantallen van de veestapels, maar ook het beperkt aantal bedrijven dat ermee aan de slag gaat. Er zijn simpelweg te weinig boer.inn.en mee bezig waardoor de genetische diversiteit enorm aan het vernauwen is.

De toekomst: Een sterk bedrijf gestoeld op autonomie

We worden vandaag, met de oorlog in Oekraïne en de sterke prijsstijgingen op de graan- en de energiemarkt nog maar eens geconfronteerd met de grenzen aan ons agro-industriële landbouwmodel. Het is voor de melk- en vleesveebedrijven, ondanks de betere prijzen voor hun producten, geen makkelijke tijd. De prijzen van het voeder swingen immers ook de pan uit, de prijzen van de kunstmest lagen nog nooit zo hoog en de brandstofkost op de bedrijven voelt eerder ongemakkelijk aan.

Het is gek dat, net nu, in de landbouwpers nog steeds rapporten verschijnen dat de agro-ecologische landbouw de bevolking niet kan voeden. We mogen hopen dat de oorlog in Oekraïne snel achter de rug is, maar de klimaatsverandering en de steeds kleinere voorraden aan fossiele brandstoffen betekenen niet veel goeds voor het agro-industriële verhaal. Dat de agro-ecologische landbouw minder zou produceren wordt ruimschoots gecompenseerd door haar langetermijnvisie met een zoektocht naar voedselsoevereiniteit voor de regio's, voeder autonomie op de boerenbedrijven, een verbetering van de bodemvruchtbaarheid en de versterking van ecosysteemdiensten zoals gezonde lucht en zuiver water. De economische situatie waarin veel van de boerinnen en boeren in Vlaanderen door een blind productivistisch beleid werden geduwd noopt tot een veranderende strategie, zeker met de crisis van vandaag én de crisissen van morgen.

Het is dan ook hoog tijd om strategisch na te denken over de toekomst van onze landbouw. Zowel op beleidsniveau als op het niveau van onze eigen bedrijven liggen er kansen. De diehards die de voorbije decennia niet wilden afstappen van hun landrassen en hun veekudde bewijzen dat het anders kan. Velen van hen zijn – zonder de hogere prijzen van de biosector – nog steeds rendabel. Ze hebben nooit hoge toppen gehaald maar deden wel steevast voort op een oud en vertrouwd boer.inn.en-elan: eentje van autonomie op bedrijfsniveau. Elke nieuwe investering werd onder de loep genomen, elke renovatie werd zo low-budget en eenvoudig mogelijk gehouden, elke voederproductie die binnen het eigen bedrijf kon worden georganiseerd werd daar georganiseerd en zowel op de productie van de melk als op de productie van kwalitatief vlees werd flink gewerkt.

Samenkomst en brainstorm op 14 juni

Binnen de biosector en op andere agro-ecologische bedrijven liggen er kansen om met één van onze inlandse veerassen aan de slag te gaan. We roepen dan ook graag de huidige (biologische) veehouders – samen met de akkerbouwers en groentetelers die willen gaan diversifiëren – op om dinsdag 14 juni mee na te denken over de inpassing van lokale veerassen op hun bedrijf.. Want voor sommige koeienrassen is het 5 voor 12. Er lopen van de West-Vlaamse rode en de Kempisch roodbonte nog slechts enkele honderden koeien rond. Dat is minder dan het aantal exemplaren van de Siberische tijger. Boerderijen die met deze rassen aan de slag zouden willen gaan verdienen niet enkel een medaille, maar ook de volwaardige steun van overheden, het universitair landschap en het sociaal middenveld. Met het Boerenforum brengen we die nieuwe tendens graag op gang. Op hoop van toekomst!

Meer informatie vind je op onze website https://boerenforum.wordpress.com/.

Tijs Boelens

Lees ook in Veeteelt

Meer artikelen bekijken