De sojateelt situeert zich anno 2018 vooral in de
Productie verduurzamen
Een grote groep stakeholders
In 2017 werd slechts 2,2 miljoen ton RTRS-gecertificeerde soja verhandeld. Directeur-generaal Yvan Dejaegher van de Belgische mengvoerkoepel BFA ziet één belangrijke reden voor het moeizame certificeringsproces: Braziliaanse boeren krijgen te weinig extra’s voor hun inspanningen om bos te conserveren, pesticidengebruik te beperken en aan te tonen dat ze met bonafide arbeid werken. De Braziliaanse sojatelers eisten harde afspraken maar kregen die niet. De Belgische mengvoerindustrie zette zelf ook een certificeringsschema op, dat wel overeenkomt met RTRS maar op enkele punten strenger is.
Productie verplaatsen
Een tweede piste is het telen van eiwitrijke gewassen in Europa, waar geen regenwoud of savanne is. Soja heeft volgens onderzoeker Johan Van Waes van het onderzoeksinstituut ILVO diverse voordelen ten opzichte van andere eiwitgewassen. Zo kent het gewas een hoog eiwitgehalte, een gunstige aminozuursamenstelling, een hoge darmverteerbaarheid na verhitting en kunnen alle componenten van de plant, olie plus schroot, worden benut.
Van Waes noemt nog wat voordelen die horen bij het telen van vlinderbloemige gewassen. Zo is geen N-kunstmest nodig. De opbrengst van het volggewas is bovendien hoger en er is sprake van ruimere vruchtwisseling en een lagere ziektedruk. De bodemstructuur verbetert bovendien. 20 % vlinderbloemigen in de vruchtwisseling vertaalt zich volgens onderzoek dat Van Waes citeert in 13 % minder energieverbruik per hectare, 18% minder verzuring en een 14% lagere CO2 emissie.
Van Waes benadrukt dat sojateelt in Europa niet nieuw is maar al in de 19e eeuw werd getest. Het totale areaal in de EU bedroeg vorig jaar volgens cijfers van Eurostat niettemin nog geen 900.000 hectare en dan bijna exclusief in het stroomgebied van de Donau. Net buiten de EU staat wel nog eens 3,9 miljoen hectare in Rusland en Oekraïne. Het Belgische areaal is nog experimenteel van aard, en bedraagt circa 50 hectare.
Van Waes denkt dat de teelt door kan breken wanneer de eiwitopbrengst gemaximaliseerd kan worden. Niet alleen moeten de tonnen per hectares omhoog, ook het eiwitgehalte moet stabiel op een hoger niveau komen. Sleutelfactoren daarbij zijn inoculatie (opbrengstpotentieel en eiwitgehalte), de rassenkeuze (opbrengst, koudegevoeligheid in jeugdfase en bij bloei, ziekteresistentie en eiwitgehalte). Maar daarnaast ook de teelttechniek en gewasbescherming en het beperken van vogelschade in de eerste week na opkomst.
Vergelijking met maïs
Het succes van maïs is volgens Van Waes ook het gevolg van een goede kennis van de teeltomstandigheden. Al snel waren de beperkingen van het telen van het subtropische gewas in Vlaamse grond in kaart gebracht. Tevens werd relatief snel overgeschakeld op rassen die zijn aangepast aan de regionale omstandigheden. De mechanisatie werd op punt gesteld, van zaai tot oogst en inkuilen. Ook profiteerde de maïsteelt van de mogelijkheid van goede en lange bewaring. Intensieve begeleiding door de voorlichtingsdienst speelde ook een cruciale rol. De voorlichtingsdienst verschafte niet alleen theoretische informatie maar legde ook demovelden aan en organiseerde proefveldbezoeken.