Startpagina Economie

Brexit: deal of geen deal, de concurrentie neemt toe

De Britse regering en de EU zetten in op een vergaand vrijhandelsverdrag. Als de overeenkomst het politiek niet haalt, is er nog geen man overboord. De Britten zullen de importtarieven laag of op nul houden, denkt Rabobank. Op de Britse markt zullen Belgische leveranciers wel vaker concurrentie van over de hele wereld tegenkomen.

Leestijd : 3 min

Het Britse parlement debatteert over de Brexit-deal die de regering van Theresa May sloot met de Europese Unie. Op 29 maart nemen de EU en het Verenigd Koninkrijk afscheid van elkaar. De voorwaarden van de echtscheiding zijn nog altijd onduidelijk. Premier Theresa May zet in op een zeer vergaande vrijhandelsovereenkomst. Een overeenkomst met de EU over de toekomstige relatie, spreekt die wens ook uit: geen importtarieven of importquota of moeilijke douaneprocedures. De grens tussen Ierland en Noord-Ierland wordt geen harde grens.

De tekst spreekt ondertussen van ‘afzonderlijke markten met afzonderlijke juridische grenzen’. Het Verenigd Koninkrijk wordt dus nadrukkelijk geen volwaardig lid van de eengemaakte markt. Zo stelt de EU als voorwaarde dat Britse producten voldoen aan de scherpe eisen op allerlei gebieden, van het belastingbeleid tot mededinging en van dierenwelzijn tot de sociale bescherming van werknemers. Het is vooral nog de vraag hoe de EU en het Verenigd Koninkrijk het eens zullen blijven over de spelregels van het handelsregime, zoals ook sanitaire en fytosanitaire afspraken. Tot december 2020 geldt in elk geval een overgangsperiode waarin vrijwel alles bij het oude blijft, en deze periode kan verlengd worden met twee jaar.

Voor de periode daarna is de vraag of de Britten kiezen voor dynamisch aligneren, wat in feite betekent dat bij veranderend beleid in de EU, het Britse beleid mee verandert. Het alternatief is dat regulerende instanties van beide blokken al in een vroeg stadium van een wet- of regelgevend proces samen gaan zitten. Een besluit over hoe om te gaan met bijvoorbeeld een nieuwe veredelingstechniek, wordt dan samen genomen. Het is de vraag hoe de intensieve samenwerking kan samengaan met de handelsverdragen die het Verenigd Koninkrijk met derde landen mag gaan sluiten.

Senior-analist Harry Smit van Rabobank Food & Agriculture Research denkt dat linksom of rechtsom het Verenigd Koninkrijk op termijn meer wereldwijd verhandelde landbouwgrondstoffen gaat importeren. Op het gebied van bijvoorbeeld vlees, suiker, granen en zuivel kunnen leveranciers uit de EU dus meer concurrentie verwachten van landen als Brazilië, de VS en Nieuw-Zeeland. In alle realistische scenario’s blijft het Verenigd Koninkrijk verse producten als tomaten, paprika’s en uien in de EU kopen, denkt Rabobank. Er zijn geen alternatieven.

No-deal scenario

May ligt binnen haar eigen politieke partij echter onder vuur. Een no-deal-Brexit wordt door kringen rond het Schuman-plein nog altijd voor mogelijk gehouden. Zonder vrijhandelsovereenkomst valt de handel tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk terug op oude afspraken die zijn gemaakt met de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Hoewel de WTO als doel heeft handel te liberaliseren, zijn de gemiddelde importtarieven die WTO landen elkaar mogen aanrekenen, nog altijd fors.

Zo ligt het gemiddelde WTO-tarief voor zuivelproducten op 35%. Bij andere dierlijke producten ligt het percentage op 15,6%, terwijl voor granen een importtarief van 12,8% bestaat. Het importtarief voor suiker ligt op 23,6%. Voor de aardappelindustrie is de Britse markt relatief het meest belangrijk. Hier kan een importtarief van 11,4% worden verwacht wat diepgevroren producten betreft. Jaarlijks exporteert België voor €253,2 miljoen aan diepgevroren aardappelen naar het Verenigd Koninkrijk, waarmee het land voor de industrie de tweede grootste markt is na Frankrijk.

Vanzelfsprekend kunnen de EU en het Verenigd Koninkrijk er zelf voor kiezen de tarieven op nul te zetten. De EU zal dit wat landbouwproducten betreft zeker niet doen. Wanneer de EU met andere landen spreekt over handelsverdragen, is verlaging van importtarieven voor landbouwproducten altijd een problematisch punt. Het Verenigd Koninkrijk is voor ruim de helft van haar behoefte afhankelijk van importen.

Deze afhankelijkheid biedt in alle scenario’s hoop. De Britten hebben een lange liberale traditie. Het land is al decennia gewend om grote volumes voedsel te importeren. Wat betreft fruit, is bij groente en varkensvlees de zelfvoorzieningsgraad minder dan 50%. Een derde van de suiker die het land jaarlijks verbruikt komt van elders. De Britse markt zal volgens Smit van groot belang blijven voor de EU, maar de concurrentie met de rest van de wereld zal in veel categorieën wel toenemen.

Zie ook het interview met Euroscepticus en ‘Brexiteer’ Daniel Hannan:

JCB

Lees ook in Economie

Meer artikelen bekijken