Startpagina Aardappelen

Erosieluw telen in aardappelen

Op erosiegevoelige percelen ken je het best maatregelen nemen. Tijdens een thematisch uitwisselingsmoment van B3W gaf Josse Peeters toelichting over de maatregelen die hij neemt. Zo kiest hij onder andere voor niet-kerende bodembewerking, voor het aanleggen van drempeltjes bij de aardappelteelt en van grasbufferstroken.

Leestijd : 5 min

Recent organiseerde B3W, de begeleidingsdienst voor een betere bodem- en waterkwaliteit, het thematisch uitwisselingsmoment erosieluw telen. Tijdens dit uitwisselingsmoment gaf landbouwer Josse Peeters uit Huldenberg samen met de B3W-begeleiders toelichting over de reeks erosiemaatregelen die hij al geruime tijd toepast op zijn bedrijf. Deze omvatten maatregelen om erosie te vermijden en ook om de gevolgen ervan te beperken.

Jan en Josse Peeters denken goed na over wat ze moeten doen met hun erosiegevoelige percelen.
Jan en Josse Peeters denken goed na over wat ze moeten doen met hun erosiegevoelige percelen. - Foto: MV

Erosieluw telen: een win-winsituatie

Via erosie gaan er jaarlijks grote hoeveelheden vruchtbare bodem verloren, met negatieve gevolgen voor de landbouwer en de omgeving. Terwijl de landbouwer op korte termijn zijn gewas beschadigd of verloren ziet en op de lange termijn opbrengstderving riskeert door het wegspoelen van zijn vruchtbare bodem, ondervindt de omgeving hinder van erosie door modderstromen, eutrofiëring en het dichtslibben van grachten en beken. Erosie reducerende maatregelen op potentieel erosiegevoelige percelen, creëren dus een win-winsituatie voor landbouw en milieu.

Door overtollige regenval kan vruchtbare bodem afspoelen.
Door overtollige regenval kan vruchtbare bodem afspoelen. - Foto: LBL

De meeste percelen van Josse Peeters zijn medium tot zeer erosiegevoelig (oranje tot paars op de potentiële bodemerosiegevoeligheidskaart). Het nemen van maatregelen op deze percelen is voor Josse dan ook vanzelfsprekend. Ook op alle andere percelen die enige helling vertonen, zal Josse echter zijn erosie reducerende praktijken inzetten.

Bron- en symptoomgerichte erosiemaatregelen

De mate waarin erosie optreedt, wordt bepaald door de interactie tussen de neerslag(intensiteit), de bo-demeigenschappen, het reliëf, de teelt en het perceelsbeheer. Omdat de teler weinig invloed heeft op de eerste 3 factoren, zijn een doordacht perceelsbeheer en teeltschema cruciaal om het erosierisico te beperken. Dit kan door (een combinatie van) bron- en symptoomgerichte erosie- maatregelen te nemen . Deze maatregelen bieden op alle percelen die enige helling vertonen mogelijkheden om verliezen van vruchtbare bodem in de omgeving te beperken.

Brongerichte maatregelen streven ernaar om erosie te vermijden en verschillen naargelang het type teelt. Dan gaat het bijvoorbeeld om niet-kerende bodembewerking en het aanleggen van drempeltjes in de aardappelpercelen. Symptoomgerichte maatregelen hebben dan weer als doel de gevolgen van erosie te beperken en zijn enkel zinvol als aanvulling op de brongerichte, teelt- technische maatregelen die als basis van de erosiebestrijding moeten gezien worden. Een voorbeeld hiervan is de aanleg van grasbufferstroken.

Niet-kerende grondbewerking

Een zeer effectieve maatregel die Josse Peeters in al zijn teelten en op al zijn percelen toepast, is niet-kerende bodembewerking. Voor een succesvol resultaat combineert Josse een diepe (> 30 cm) bodembewerking, door middel van een erosieploeg, actisol of ander toestel met een oppervlakkige bodembewerking (bv. rotoreg). De diepe bodembewerking staat in voor het optillen en losmaken van de bodem, en de oppervlakkige bewerking voor het klaarleggen van het perceel. Door de combinatie van die bewerkingen wordt de bodemstructuur beter behouden en blijven oogstresten meer oppervlakkig aanwezig, wat aanleiding geeft tot een versnelde toename van het gehalte aan organische koolstof en tot een ruwer perceeloppervlak. Deze aspecten dragen op hun beurt bij tot een verbeterde waterdoorlatendheid en een beter waterbergend vermogen van het perceel.

Door toepassing van niet-kerende bodembewerking ziet Josse Peeters zijn erosieverliezen verminderd met 40 tot 85% zonder enige opbrengstderving. De voorwaarde is dat alle activiteiten, van het klaarleggen van het perceel tot en met de oogst, uitgevoerd worden onder goede omstandigheden (droog en goed berijdbaar perceel). Dit kan soms leiden tot enige vertraging bij het planten of zaaien en/of het rooien van het gewas. Daarnaast stelt Josse dat niet-kerende bodembewerking aanleiding geeft tot een ietwat verhoogde onkruiddruk. Een goede onkruidbestrijding of werken met een vals zaaibed kunnen hiervoor een oplossing bieden.

Drempeltjes

In ruggenteelten zoals aardappelen maakt Josse Peeters gebruik van drempeltjes. Deze drempeltjes worden gevormd om de 90 tot 100 cm, door middel van een hydraulisch systeem dat op de planter gemonteerd is. Indien men een kortere drempelafstand aanhoudt, ervaart Josse dat de opbouw van de drempeltjes minder goed is, waardoor hun effectiviteit daalt.

Dankzij de drempeltjes kon Josse zijn erosieproblemen reduceren met minstens 60%. Tevens dragen deze drempeltjes bij tot een verhoogde infiltratie van het water in de bodem, wat het gewas in droge periodes ten goede komt. Negatieve gevolgen van drempeltjes tussen de ruggen, zoals het schommelen van de machine of moeizamer rooien, heeft Josse in meer dan 10 jaar nog niet ervaren.

Grasbufferstroken

Een symptoomgerichte maatregel waar Josse Peeters gebruik van maakt, is deze van de grasbufferstroken. Een grasbufferstrook is een grasstrook die evenwijdig met de hoogtelijn, ter hoogte van de onderste perceelsgrens, ingezaaid wordt. Afstromend water van het perceel zal in deze bufferstrook afgeremd worden, waardoor meegevoerde bodempartikels kunnen sedimenteren. Grasbufferstroken kunnen gemakkelijk aangelegd worden door de teler. Bovendien kan het gemaaide gras van de bufferstrook, ondanks een lagere voeder-kwaliteit, dienst doen als voeder voor het jongvee.

Grasbufferstrook op een maïsperceel.
Grasbufferstrook op een maïsperceel. - Foto: Steunpunt erosie

Twee uitdagingen die Josse Peeters ondervindt bij grasbufferstroken zijn het voorkomen van grasachtige onkruiden in de teelt van aardappelen en bieten, en een toegenomen schade door slakken. Het uitvoeren van een gepaste gewasbescherming in functie van de hoofdteelt is dus cruciaal.

Enkele andere maatregelen

Naast de reeks maatregelen die Josse al geruime tijd op zijn perceel toepast, benadrukten de B3W-begeleiders tijdens het thematisch uitwisselingsmoment dat er nog verschillende andere symptoom- en brongerichte maatregelen kunnen toegepast worden.

Strip-till is een brongerichte maatregel, waarbij enkel de strook waarin wordt gezaaid, bewerkt wordt. Dit kan een erosiereductie opleveren tot 85%. Ook het belang van andere brongerichte maatregelen, zoals het bedekt houden van de bodem en het nastreven van een goede bodemkwaliteit werden tijdens het thematisch uitwisselingsmoment benadrukt. Met het bedekt houden van de bodem, doelt men op het inzaaien van groenbedekkers tussen 2 hoofdteelten in. Deze groenbedekkers beschermen de bodem tegen de rechtstreekse impact van neerslag en houden met hun wortels de bodem vast, waardoor erosie in het tussenseizoen sterk vermindert.

Met een goede bodemkwaliteit werd er verwezen naar het belang van het op peil houden van de bodem pH en het organischekoolstofgehalte. Het verbeteren en op peil houden van de pH kan door het uitvoeren van een (onderhouds)bekalking. Op deze manier kan verslemping van de bodem sterk verminderd worden. Voor het opbouwen en op peil houden van het organischekoolstofgehalte spelen de teeltrotatie, de bemesting en de aard en het aantal bodembewerkingen een belangrijke rol. Binnen de teeltrotatie verwees men naar het belang van teelten die veel oogstresten achterlaten, zoals korrelmaîs, granen en groenbedekkers. Op het vlak van bemesting werd het belang van vaste mest benadrukt. Omdat de afzetruimte voor vaste mest beperkt is binnen het mestactieplan, lijkt de rol van gecertificeerde gft- en groencompost steeds belangrijker te worden om voldoende koolstof aan te voeren. Hoe lager het aantal bodembewerkingen en hoe minder intensief deze zijn, hoe minder organische koolstof er afgebroken wordt.

Dammen uit natuurlijke materialen worden vaak aangewend als een aanvullende symptoomgerichte maatregel op grasbufferstroken. Een dam op de perceelrand of in de laagst gelegen perceelhoek, zal het afstromende water diffuus doorlaten/vertragen, waardoor het sediment in het water kan bezinken en ter hoogte van de dam achterblijft.

B3W

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken