Zij bekijken dat plan grondig, maar onderzoeken ook of het bedrijf voldoende grond, kapitaal en arbeid heeft, naast kennis en managementcapaciteiten van de ondernemer. Naar dat laatste werd de voorgaande jaren meer en meer gekeken: door wie wordt hij geadviseerd, kan hij delegeren,... Zelfs met de sociale context wordt rekening gehouden.
Een krediet voor elke bestemming
Uiteindelijk zal de bankier het juiste krediet bij de bestemming aanbieden, waarmee de landbouwer zijn kredietvoorstel kan opbouwen. Een bestemming kan behoren onder de roerende zaken, zoals aankoop van materiaal en overname van dieren. Verder zijn er de onroerende zaken, zoals de bouw van een stal of de aankoop van de grond. Dit kan je op lange termijn financieren, in tegenstelling tot roerende zaken, die op korte termijn gefinancierd moeten worden. Ten derde is er bij een overname van een bedrijf ook bedrijfskapitaal nodig voor de opstartkosten, de teeltonkosten,... waarbij ook een krediet mogelijk is. Ten slotte moeten de immateriële vaste activa gefinancierd worden, denk maar aan quota en NER’s.
Langetermijnkrediet
Een alternatief is het roll-over krediet of wentelkrediet die op middellange tot lange termijn aangegaan kan worden. Hierbij is de rentevoet gebaseerd op basis van korte termijnrente (Euribor), wat toelaat met een lage rente te lenen. Ieder jaar wordt de rentevoet aangepast: je stijgt of daalt samen met de Euribor. Het voordeel is dat je ieder jaar een deel vervroegd kan terugbetalen. Het is ook mogelijk om de roll-over krediet te combineren met een langetermijnkrediet voor een investering.
Kortetermijnkrediet
Voor de aankoop van voeders, koeien, meststoffen,... werk je met kortetermijnkredieten. Hierin onderscheid men de klassieke korte termijn, de straight-loan, de agri-line en het teeltkrediet. Wanneer je geen geld meer hebt om je leveranciers te betalen, is er de optie Agri-line, een kredietlijn van onbepaalde duur voor de financiering van permanent bedrijfskapitaal. Om met een voorbeeld uit te leggen: Ga je een kredietlijn aan van 50.000 euro, kan je om de drie maanden 10.000 euro betalen en daarna vernieuwen voor het resterende bedrag, 40.000 euro. Na nog eens een maand kan je terug 10.000 euro betalen, enzovoort. Het is de bedoeling dat die kredietlijn zo snel mogelijk wordt afgebouwd. Het is een bufferlijn op het bedrijf, afhankelijk van de rendabiliteit.
Teeltkredieten bestaan er voor akkerbouwbedrijven die aan het begin van het seizoen heel wat onkosten hebben en pas na hun oogst het geld binnen krijgen. Akkerbouwers gaan dan een teeltkrediet aan om teeltkosten te financieren en gaan dat terugbetalen als de oogst binnen is. Ten slotte kunnen kaskredieten nuttig zijn, aangezien het mogelijk is om onder nul te gaan. Deze wordt ook aangegaan voor een financiering van bedrijfskapitaal voor een korte periode.
Rating en waarborgen
De bank zal het kredietvoorstel van de landbouwer beoordelen met behulp van een rating, die het kredietrisico inschat. Door allerlei cijfers in te geven in het ratingmodel, kan voorspeld worden of het bedrijf in de problemen zal komen of niet. Daarom worden stresstesten toegepast op de rating. Zo kan gekozen worden om de melkprijs te laten dalen om het effect op het bedrijf kenbaar te maken. Crelan werkt met het ratingmodel Agrilan, die opgesteld is voor de land- en tuinbouw, en het bedrijf een rating geeft van A (zonder kredietrisico) tot F (probleemdossier). Een klant met een A-rating krijgt betere voorwaarden dan iemand met een D-rating. Zij krijgen ook makkelijker een krediet zonder of weinig waarborgen. De risicopremie is dan ook hoger bij die D-rating.
De belangrijkste parameters hierbij zijn de liquiditeit (terugbetalingscapaciteit op korte termijn), rendabiliteit (wat is de cashflow?) en solvabiliteit (wat heb je aan vermogen en aan schuld?). Bij de solvabiliteit wordt rekening gehouden met leeftijd en productieniveau. Liquiditeit wordt steeds belangrijker door de volatiliteit van de prijzen in de land- en tuinbouw. Ten slotte wordt ook gekeken naar de managementcapaciteiten van de ondernemer, de eventueel bestaande samenwerking met de bank en de sterktes en zwaktes van het bedrijf.
Heb ik recht op financiële steun?
Investeringssteun
Wanneer een landbouwer een investering wil doen voor de weerbaarheid van het bedrijf, efficiënt energiegebruik of een lagere uitstoot van broeikasgassen en ammoniak, kan hij gebruik maken van investeringssteun. Hier gelden dezelfde voorwaarden als bij de vestigingssteun, en deze moeten vervuld blijven gedurende zeven jaar voor investeringen in onroerende goederen en vijf jaar voor de overige investering.
Er kan steun aangevraagd worden voor een maximum van €1.000.000 per bedrijf en er is een limiet van twee aanvragen per jaar. De steunomvang hangt af van de duurzaamheid van de investering. 30 % van de steun wordt uitgekeerd bij investeringen om milieu, arbeid en dergelijke te verbeteren, 15 % om aan nieuwe wettelijke normen te voldoen, bijvoorbeeld voor dierenwelzijn.
De aanvraag