H
Erwten als dekvrucht
Mengsels met een vlinderbloemige component zaait men best in de nazomer, na de oogst van wintergranen of vroege aardappelen. Zaaien na maïs lukt enkel als de weersomstandigheden gunstig zijn. Inzaaien in het voorjaar lukt goed, maar kost twee sneden in het jaar van de installatie. Om deze verliezen te beperken kan voedererwt, samen met het mengsel, als dekvrucht ingezaaid worden. De eerste snede bevat dan een groot aandeel voedererwt en wordt als GPS (geheleplantsilage) geoogst. Na deze snede blijft een maaigewas met vlinderbloemigen over dat nog twee keer gemaaid kan worden. De voe-dererwt levert in het eerste jaar een hogere gewasopbrengst (+ 1,7 ton DS/ha) en meer ruw eiwit per hectare (+ 130-250 kg/ha). Na de eerste snede zijn de voedererwten weg en is er ook geen effect meer op de opbrengst. De economische balans is echter niet uitgesproken positief. De extra opbrengst compenseert onvoldoende de extra zaaikost van voedererwt (circa € 220/ha), de kost van het kuiladditief, het aanmaken van een extra kuil en de lagere voederwaarde van de erwten GPS.
Luzerne wint aan populariteit
In de zoektocht naar een efficiënte invulling van het ecologisch aandachtsgebied (EAG) wint luzerne aan populariteit. Met een diepe beworteling is het gewas droogtetolerant terwijl de smakelijkheid en pensprikkelende werking het rantsoen verbeteren. De relatief slechte bodembedekking na maaien kan opgevangen worden door luzerne te mengen met Engels raaigras of witte klaver. Dit tweede gewas compenseert ook de slechtere groei van luzerne onder natte omstandigheden en op de kopakker, rijsporen of door zware machines verdichte bodem.
Luzerne is niet geschikt voor natte percelen. Verder vraagt luzerne een voldoende diep bodemprofiel (geen harde of verdichte lagen), een hoge pH (> 6) en een goede kaliumvoorziening. Op percelen waar lange tijd geen luzerne heeft gestaan, is het absoluut noodzakelijk de zaden te enten met stikstoffixerende bacteriën. Dit levert in het jaar van zaaien gemakkelijk een dubbele opbrengst.
In tegenstelling tot gras verdraagt luzerne slecht een intensieve uitbating. Door niet te diep (5 - 7 cm) en niet te frequent (vier sneden per jaar) te maaien blijft de plant persistent en blijft de teelt langer productief. De eerste en tweede snede maai je best in het bloemknopstadium, als compromis tussen voederwaarde en drogestofopbrengst. De derde en vierde snede maai je best iets later, in het bloemstadium. Zo krijgt de plant de kans om reserves op te slaan in de wortels en beter te overwinteren. Agrobeheersovereenkomsten vergen soms een uitgestelde maaidatum. Hierdoor komt men in de praktijk uit op slechts drie sneden per jaar. Legering van de eerste snede leidt dan vaak tot zo’n 15% lagere opbrengst. Ook de voederwaarde van het vers gewas ligt bij drie sneden lager. Na inkuilen zakt de voederwaarde bij vier sneden wel tot een vergelijkbaar niveau.
Gras-klaver
Bij bemesting van Engels raaigras met 300 kg werkzame N/ha (MAP 5) gaat opbrengstpotentieel verloren. Goed geïnstalleerde gras-klaver met bemesting tot 200 kg werkzame N/ha haalt vlot hogere opbrengsten. Dit blijkt uit langjarige proeven van ILVO op praktijkpercelen op twee melkveebedrijven. Om de klaver te laten ontwikkelen, moet je de N-bemesting voldoende verlagen. Toch kan je drijfmest nog maximaal toepassen. Doe dit best voor de eerste (en tweede) snede. Bijkomend bemesten met kunstmest kan, maar de totale N-gift (drijfmest en kunstmest samen) blijft beter beperkt tot 200 kg N/ha. De uitgespaarde N-kunstmest kan je inzetten op percelen gemaaid gras die niet geschikt zijn voor gras-klaver omdat gras en gras-klaver dezelfde N-norm hebben in het MAP.
In de praktijkproeven was een jaarlijks gemiddeld klaveraandeel van 20 - 30% nodig om 100 kg N/ha aan kunstmest (± € 100/ha) uit te sparen. Gras-klaver leverde verder gemiddeld 30% meer ruw eiwit per hectare. Een klaveraandeel van 40% leverde nog eens 10 - 20% extra droge stof op. Daarbovenop komt ook een jaarlijkse premie van € 450/ha.
Vooral het aandeel klaver bepaalt de opbrengst van een perceel gras-klaver. Na zaaien groeit rode klaver complementair met het gras. Als de grasgroei verzwakt tijdens de jaarlijkse zomerdip, neemt rode klaver over en als rode klaver verdwijnt komt het gras weer terug (figuur 1, 2014 en 2015). De witte klaver blijft de eerste jaren vaak op de achtergrond en groeit complementair met de rode klaver. De rode klaver verdraagt slecht frequent maaien waardoor deze op termijn meestal verdwijnt. Ook natte weersomstandigheden, laten de rode klaver verdwijnen (zie lage rode klaveraandeel in het extreem natte jaar 2016). Op dat moment neemt witte klaver de positie van rode klaver over (figuur 1, 2016 en 2017).
Gras-klaver is droogtetoleranter. In 2017 werd op meerdere percelen een derde snede gras-klaver gemaaid, terwijl naburige graspercelen geen groei meer kenden. In augustus 2018 kon men percelen met gras-klaver waarnemen waar het gras volledig verdroogd was en de rode klaver groen en 30 cm hoog. Dit illustreert hoe sterk klaver gewapend is tegen droogte.
Gras-klaver is echter geen gemakkelijke teelt en als de klaver verdwijnt uit de zode, verdwijnt ook de N-fixatie van de klaver en de bijhorende voordelen. Een laag klaveraandeel kan wel tijdelijk en seizoensgebonden zijn. Veehouders moeten dan ook te leren omgaan met het sterk wisselende karakter van het klaveraandeel.