Er zijn heel wat onkruiden waar men rekening mee moet houden in de naopkomst. Hier geven we in detail welke middelencombinaties mogelijk zijn.
Naopkomst tegen eenjarige dicotylen, zonder hanepoot, naaldaar of vingergras
(tabel 3)Bij aanwezigheid van eenjarige dicotylen is een vroege behandeling in het stadium 4e tot 5e zichtbare blad met Calaris 1 l + Dual Gold 0,7 l of Successor 1,2 l of Frontier Elite 0,75 l voldoende, en dat als de klassieke grassen (duist, straatgras, windhalm, enzovoort) niet ontwikkeld zijn op de moment van de behandeling.
Ook andere oplossingen zijn efficiënt. Mesotrione (70 g a.s.) + Gardo Gold 2 l, sulcotrione (225 g a.s.) of Laudis 1,5 l tot 1,6 l in combinatie met Aspect T 1,5 l tot 1,6 l, afhankelijk van het onkruidstadium, bieden ook een zeer efficiënte oplossing. Akris aan 2 liter kan wel dienen in de schema’s voor extra bodemwerking.
Als de courante grassen aanwezig zijn, zal de toevoeging van 0,4 tot 0,5 l Samson extra 60 OD of Monsoon active 0,75 l ze vernietigen. Deze antigrasmiddelen zorgen voor de noodzakelijke extra werkzaamheid bij de aanwezigheid van bingelkruid met vier of meer bladeren en er mesotrione of sulcotrione wordt gebruikt.
In de aanwezigheid van papegaaienkruid hebben Callisto of Laudis een veel betere werking dan Zeus (of Sulcogan). Sulcotrione en tembotrione zijn iets ‘zachter’ als de planten langzamer groeien door koele weersomstandigheden. Zeus is gemakkelijk te mengen met verschillende partners. Het werkt een beetje langzamer dan Callisto en Laudis. Die twee laatsten hebben het voordeel dat ze het onkruid dat een beetje meer ontwikkeld is, sneller vernietigen. Ze bieden een volledige werking op klassieke eenjarige dicotylplanten, maar Laudis is wel degene met de zwakkere nawerking. Dit is echter geen probleem als de bodem voldoende vochtig is zodat het bodemmiddel efficiënt kan zijn. Laudis is bij deze doses van 1,5 tot 1,6 liter echter iets duurder dan de andere twee sulcotrion- en mesotrionproducten.
Of zonder terbutylazine
Landbouwers die zonder terbutylazine willen behandelen, moeten de behandeling eerder uitvoeren, bij voorkeur in het 3e à 4e zichtbare bladstadium van de maïs. Ze moeten ook aandacht hebben voor de flora op het perceel. De aanwezigheid van duist, straatgras, windhalm, bingelkruid, varkensgras, zwaluwtong of kamille vereist vaak de toevoeging van een aanvullend product (tabel 5) aan het basisschema (tabel 4). Onyx 0,5 l/ha verbetert de werking van mesotrione en sulcotrione (een snellere en betere werking op matig gevoelig onkruid).
Voorzichtigheid is echter geboden ten aanzien van bepaalde mengsels. Monsoon active 0,75 l, Maïster Power 0,75 l en Xinca 0,25 l kunnen niet gemengd worden met Laudis OD vanwege het risico op fytotoxiciteit.
Kamille bestrijden
Kamille is moeilijk uit te roeien, zeker bij ploegloos bewerken of veronkruide akkers. Bij naopkomst, wanneer de kamille minder dan 10 cm groot is, kan het perfect bestreden worden met de klassieke combinaties (Calaris 1,25 l + Dual Gold 0,6 l, Laudis 1,75 l + Aspect T 1,75 l).
In aanwezigheid van goed ontwikkelde kamille (tabel 6) worden de beste resultaten verkregen door 0,25 l Xinca of 20 g Peak toe te voegen aan de klassieke mengsels op basis van Callisto of Calaris. Xinca moet echter worden vermeden in combinatie met Laudis OD, vanwege het risico op verbranding onder ongunstige omstandigheden. Peak (75% prosulfuron) is ook zeer efficiënt aan een dosis van 20 g/ha. Het kan worden toegepast vanaf het bladstadium 2 tot 9 van maïs. De werking is echter veel trager dan die van de twee voorgaande. Nagano 1 l/ha of Auxo 1,25 l/ha bevatten beiden bromoxynil, en kunnen in deze context ook zeer nuttig zijn.
Naopkomst tegen dicotylen, hanepoot en naaldaar, zonder vingergras
In situaties waar sprake is van eenjarige dicotylen met hanepoot en naaldaar, zijn verschillende middelencombinaties mogelijk (tabel 7). Om deze gierstgrassen te bestrijden, gebruiken ze actieve stoffen zoals nicosulfuron (Samson extra 60 OD), thiencarbazone + foramsulfuron (Monsoon active), tembotrion (Laudis). Mesotrione of sulcotrione vormen door hun werkingsspectrum en nawerking de basis voor de bestrijding van dicotylen in naopkomst. Laudis kan ook dezelfde rol spelen door in te werken op zowel eenjarige dicotylen als gierstgrassen.
Sulcotrione en mesotrione zijn vooral nuttig tegen melganzenvoet en uitstaande melde die minder goed bestreden worden met bodemmiddelen (met uitzondering van pendimethaline). Als sulcotrion of mesotrione wordt gebruikt, moet de hanepoot en naaldaar worden vernietigd met nicosulfuron of Monsoon active. Hun werking is vrij traag, maar over het algemeen zeer efficiënt tegen deze twee grassen. Behandel als de luchtvochtigheid voldoende is ('s avonds of 's morgens vroeg), zeker als je een droge periode doormaakt. Vanwege de geringe nawerking moet 2l Gardo Gold of Aspect T 1,6 l of Akris 2 l worden toegevoegd aan de behandeling. Deze zullen de contactwerking verbeteren door terbutylazine te verstrekken en tegelijkertijd een efficiënte nawerking tegen eenjarige grassen bieden.
De optimale behandeling voor een goede werkzaamheid (vernietiging van het aanwezige onkruid en voldoende nawerking) ligt tussen het 4e en 5e zichtbare bladstadium van maïs (vroege naopkomst), wanneer de behandeling terbutylazine bevat. De meest ontwikkelde hanepoot en naaldaar bereikten dan meestal het 3-bladige stadium aan het begin van de strekking. Zonder terbutylazine is het raadzaam om minder ontwikkeld onkruid iets eerder te behandelen en de dosis van het bodemmiddel te verhogen.
De Samson Extra 60 OD en de Monsoon active worden onder dezelfde omstandigheden efficiënt gebruikt, maar kunnen ook gebruikt worden bij iets meer ontwikkelde hanepoot en naaldaar. Deze twee antigrasmiddelen kunnen worden toegepast op maïs die het 7e bladstadium heeft bereikt. Laudis 1,75 tot 2 l + Aspect T 1,6 l kan ook zeer goede resultaten geven tegen eenjarige dicotyle onkruiden met hanepoot en naaldaar. De prijs is vergelijkbaar met die van de drievoudige middelencombinatie.
De aanbevolen behandelingen zonder terbutylazine (tabel 8) kunnen ook worden aangevuld met de producten in tabel 5, afhankelijk van de aanwezige moeilijke onkruidsoorten.
In aanwezigheid van varkensgras zal Monsoon active de voorkeur krijgen boven nicosulfuron.
Geelrode naaldaar, dezelfde gevoeligheid voor herbiciden als groene naaldaar en kransnaaldaar
Laudis als enige oplossing tegen vingergras
Kale gierst en Zuid-Afrikaanse gierst: welke behandeling toe te passen?
Actieve stoffen met bladwerking worden voornamelijk toegepast na de opkomst van onkruid. Afhankelijk van of het in de plant kan voortbewegen, worden ze onderverdeeld in twee klassen: systemisch en contact.
De eerste klasse, de systemische middelen, omvat actieve stoffen die op bladniveau worden geabsorbeerd en door het sap naar de plaats van werking worden getransporteerd. De tweede klasse, de systemische middelen, betreft actieve stoffen die weinig bewegen in de plant omdat ze zich op de plaats van werking in de plant bevinden.
Opname in het blad
I
Behoud van de spuitoplossing
De eerste stap in de werking van een herbicide dat op het loof wordt toegepast, is het behoud van de spuitoplossing. Hier is de interactie tussen het mengsel en het oppervlak van de planten belangrijk. Die hangt af van twee groepen van factoren: een heeft betrekking op het spuiten (diameter, snelheid en samenstelling van de druppels) en de andere heeft met betrekking op de plant (bevochtigbaarheid van het oppervlak, bladmorfologie, aanwezigheid van haar). De ontwikkeling of de stadium van het orgaan is ook een parameter die het behoud beïnvloedt: Wanneer een blad uit de knop komt, is het bladoppervlak praktisch vrij van epicuticulaire was. De naakte huid van zo’n jong orgaan is zeer bevochtigbaar. Als het blad groeit, vormen de epidermale cellen wassen die bijdragen aan het verminderen van de bevochtiging. De behandeling van een jonge plant (2 - 3 blaadjes) met een mengsel moet op zeer bevochtigbare oppervlakken.
Opname doorheen de cuticula
De tweede stap in de werking van een herbicide op het loof, is de opname van de actieve stoffen door de cuticula. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, zijn de huidmondjes niet de belangrijkste toegangsroute. De cuticula vormt, ook al is deze zeer lipofiel van aard, de hoofdroute voor bladopname. Die doorlaatbaarheid verschilt echter sterk van soort tot soort. Zo dringt bijvoorbeeld 2,4 D beter door in een maïsblad dan in een bietenblad.
Opname door plantorganen
Over het algemeen is de kans groter dat gunstige klimatologische omstandigheden voor herbicidenbehandelingen zich 's morgens voordoen. De luchtvochtigheid bedraagt dan enkele uren meer dan 60% en de cuticula van de plant is doorlatend voor het absorberen van actieve stoffen. Als de luchtvochtigheid 's avonds snel stijgt, is het ook mogelijk om te behandelen zodra de luchtvochtigheid 60% bereikt. Als de temperatuur overdag hoog is, is het mogelijk dat de cuticula niet voldoende gehydrateerd is en dat de opname verminderd is.
Vermijd in ieder geval behandeling tijdens warme uren, de luchtvochtigheid is te laag en de cuticula is niet erg ontvankelijk. Onder deze omstandigheden is de drogingssnelheid van de sproeidruppels te hoog en zal minder product het doel bereiken.
De voorkeur is om jong onkruid te behandelen: deze hebben nog weinig of geen epicuticulaire wassen die niet erg doorlaatbaar zijn voor herbiciden.
Volgens het besluit van de Waalse regering van 14 juni 2018 kan de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen niet beginnen als de windsnelheid 20 km/u of meer bedraagt. Een sterke wind zorgt ervoor dat sproeidruppels wegdrijven en uitdrogen en kan ook het loof uitdrogen. Volgens Arvalis zal bij 7 km/u of hoger druppels van minder dan 130µ het doel niet bereiken, bij 17 km/u of hoger bereiken druppels van minder dan 200µ hun doel niet meer.