Startpagina Melkvee

Goede biestkwaliteit is geen garantie op bescherming

Naast antistoffen bevat biest componenten die de regulatie van de lichaamstemperatuur ondersteunen en de ontwikkeling van het kalf stimuleren, maar ook vitaminen en mineralen. Het doorgeven van deze onmisbare bouwstenen van moeder naar kalf kan op verschillende manieren fout lopen. Dit fenomeen heet failure of passive transfer (FPT).

Leestijd : 6 min

Het jongvee is de toekomst van een rundveebedrijf. Daarom is een goede gezondheid van deze leeftijdsgroep van cruciaal belang en daar dient kort na de geboorte al aandacht aan besteed te worden. Het is algemeen geweten dat herkauwers worden geboren zonder antistoffen, dit in tegenstelling tot de mens waarbij deze doorheen de placenta kunnen. Bij runderen worden de maternale antistoffen via de biest, ook colostrum genoemd, door het moederdier overgedragen om zo bij het kalf een zogenaamde passieve immuniteit te creëren. De antilichamen beschermen de kalveren tijdens hun eerste levensweken tegen allerlei infecties, daarom is het hanteren van een goed biestmanagement van essentieel belang. Ook andere bouwstenen worden doorgegeven, maar soms loopt dit fout.

Naast een goede gezondheid, heeft een slechte passieve immuniteit bij de kalveren een impact op het economische aspect van de veehouderij. Onderzoek heeft aangetoond dat een melkkalf met failure of passive transfer tussen de 10 en 109 euro kost voor een bedrijf. Bij vleesveekalveren liggen de verliezen tussen 20 en 139 euro per kalf.

Een gezond kalf begint met een goed biestmanagement.
Een gezond kalf begint met een goed biestmanagement. - Foto: Jolien Coppens

Biestkwaliteit meten

Ondertussen is het alom bekend dat kalveren een totaal van 150-200 g biestantistoffen (IgG’s) in de eerste levensuren dienen te krijgen. Dit komt overeen met 3 tot 4 l colostrum van goede kwaliteit. De biestkwaliteit kan men eenvoudig meten met behulp van een densitometer bij een temperatuur van 20 °C, idealiter is dit meer dan 1.045. Daarnaast kan men ook gebruikmaken van een digitale meter zoals een Brix-refractometer. Hiermee dient men te streven naar een waarde gelijk aan of hoger dan 21 %.

Een groeiend aantal veehouders maakt ondertussen gebruik van de densitometer of Brix-refractometer om de biestkwaliteit te controleren.

Beïnvloedende factoren

De biestkwaliteit wordt door allerlei factoren beïnvloed. Zo zijn er verschillen tussen rassen en de leeftijd van de moederdieren. Bijvoorbeeld zullen Belgisch witblauwe runderen hogere antistoftiters bereiken in hun colostrum dan Holstein Friesian melkvee. Hetzelfde geldt voor multipare dieren versus unipare. Het vaccineren van de moeders 3 tot 6 weken voor het kalven verhoogt het gehalte aan specifieke antistoffen in het colostrum, maar niet de totale hoeveelheid antistoffen. Tevens heeft de lengte van de droogstand en de hoeveelheid biest geproduceerd tijdens de eerste melkbeurt bij melkkoeien een invloed op de kwaliteit. Bij dieren die meer dan 8,5 kg colostrum produceren treedt er een verdunningseffect op waarbij het aantal antilichamen per liter daalt.

Goede kwaliteit, toch FPT

Veel veehouders voelen zich veilig als ze de biestkwaliteit meten en vervolgens voldoende goede biest aan de kalveren geven. Nochtans is het testen van kalveren, jonger dan 1 week, de enige manier om echt te weten of er voldoende antistoffen uit de biest werden opgenomen. Normaalwaarden liggen tussen de 18 en 25 g antistoffen per liter bloed. Waarden lager dan 10 g/l worden als FPT gezien, omdat deze met een sterk verhoogde kans op ziekte en sterfte werden geassocieerd.

Dierenartsen stellen vast dat op bedrijven waar de biestkwaliteit systematisch als goed werd getest, er toch soms FPT is bij de kalveren. De antistoffen uit de biest moeten immers opgenomen worden via de kalverdarm, en deze schijnbare efficiëntie van absorptie van antistoffen is op sommige bedrijven te laag. Verschillende factoren kunnen een te lage efficiëntie van absorptie en dus het voorkomen van FPT verklaren.

Te lage absorptie van antistoffen

Een eerste cruciale factor is het tijdstip van toedienen van de biest. De antilichamen worden het best opgenomen gedurende de eerste 6 levensuren van het kalf, vervolgens daalt deze opname lineair en na 24 uur is de darmbarrière volledig gesloten.

Een tweede factor is verontreiniging van colostrum met bacteriën. Hoe hoger deze contaminatie, hoe minder antistoffen er worden opgenomen. Dit kan men verklaren doordat de bacteriën de vrije antistoffen in de darm binden en zo de opname ervan verhinderen. De bacteriële contaminatie kan men reduceren door de uier goed te reinigen alvorens het colostrum uit te melken en materialen waarmee de biest in contact komt voorafgaand grondig te reinigen. Wanneer men biest wil invriezen, is het aan te raden om dit binnen één uur na afname te volstrekken, omdat bepaalde bacteriesoorten al bij 10-15 °C zeer snel vermenigvuldigen en des te meer op warmere dagen. De ingevroren biest is tot één jaar na het invriezen bruikbaar. Wanneer men deze wil ontdooien vermijdt men best temperaturen boven de 60 °C en mag deze nadien niet opnieuw ingevroren worden. Pasteuriseren van biest (60 minuten bij 60 °C) doodt weliswaar de bacteriën af, maar ook dode bacteriën binden antistoffen. Met andere woorden de biestantistoffen zullen toch minder goed opgenomen worden. De beste oplossing is dus hygiënische collectie en snel invriezen of meteen gebruiken.

Een derde factor is de voorziening van selenium. Bij seleniumtekort daalt het gehalte antistoffen in de biest.Bij kalveren met selenium is de absorptie van die antistoffen echter ook nog eens sterk gedaald. Steeds een goede voorziening van selenium van het moederdier voorzien en biest geven van de eigen moeder is de boodschap om dit tegen te gaan.

Ten vierde is er hittestress, een factor die de laatste zomers steeds belangrijker is geworden. Hittestress vermindert het gehalte antistoffen in de biest niet, maar zorgt wel voor een minder goede absorptie van de antistoffen van het kalf. Door adequaat koelen van de koe in de weken voor het kalven kan dit negatieve effect grotendeels voorkomen worden.

Een vijfde aandachtspunt is de algemene toestand van het dier. Kalveren zijn bijvoorbeeld vaak verzuurd na een gecompliceerde kalving omwille van een bemoeilijkte ademhaling. Dit resulteert in een verminderde opname van antistoffen.

Biest opgieten

Om diverse redenen kan het sonderen van biest kort na de geboorte aanlokkelijk zijn. Er zijn echter enkele aandachtspunten. Bij sondage komt biest in de pens terecht, daarom moet het volume per sondage ook voldoende groot zijn (minstens 2 l), zodat er overvloei is naar de lebmaag. De efficiëntie van antistofopname zal bij een gelijk volume minder zijn bij het opgieten van biest dan via de fles of speenemmer. In het tweede geval sluit de slokdarmsleuf immers en komt de biest rechtstreeks in de lebmaag terecht, waardoor deze beter beschikbaar is voor opname. Als het kalf echt niet wil drinken binnen de 8 uur na de geboorte, is het medisch verantwoord om toch op te gieten, gezien de grote gevolgen van FPT.

Biest opgieten kan belangrijke complicaties hebben, met in volgorde van voorkomen verslikkingslongontsteking, maagdarmontsteking door Clostridium perfringens en slokdarmperforatie. Een correcte hantering van de sonde, in het bijzonder correct inbrengen (bij normale koppositie en niet met de kop naar boven gestrekt) kunnen veel problemen voorkomen. Ter preventie van clostridium wordt aangeraden na reiniging de sonde of speenemmer te ontsmetten met waterstofperoxide 2%. De sonde dient regelmatig vervangen te worden aangezien kleine scheurtjes hierin een broeiplaats kunnen zijn voor tal van kiemen.

Test regelmatig je kalven

Als besluit is het belangrijk om in te zien dat het controleren van de kwaliteit van biest slechts één aspect is van een goed biestmanagement en absoluut geen garantie dat er geen FPT-probleem zou bestaan bij de kalveren. Het regelmatig testen van de kalveren zelf is essentieel. Bovenstaande adviezen om de efficiëntie van absorptie te maximaliseren zijn bovendien niet enkel nuttig op bedrijven met een FPT-probleem. Ze kunnen ook op bedrijven met hogere antistofgehaltes verbetering brengen door de dieren bestand te maken tegen een hogere infectiedruk.

Jolien Coppens, i.s.m prof. Bart Pardon, Kliniek Inwendige Ziekten van de Grote Huisdieren, Faculteit Diergeneeskunde, UGent

 

Op de website van het Rundveeloket kun je een video herbekijken over biestmanagement en biestkwaliteit opgenomen in kader van het online info-event voor melkveehouders ‘Melkvee Picknick’.

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken