De 19e bosbouweditie van de beurs van Libramont staat in de steigers en zal gewijd zijn aan een grote grensoverschrijdende uitdaging voor alle bosbouwers: het beheer en de aanpassing van onze bossen in het kader van de klimaatverandering.
Niet alleen het klimaat
heeft het zwaar
Sinds de industriële revolutie maakt de mens gebruik van fossiele brandstoffen, waardoor de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer is toegenomen: waterdamp, koolstofdioxide, ozon, methaan…. Deze gassen vormen een laag die de zonnestraling meer vasthoudt, waardoor het zowel ’s zomers als ’s winters warmer wordt. Uit alle waarnemingen blijkt dat
de aarde al zo’n 50 jaar sterk opwarmt
.
Verschillende scenario’s gaan uit van een
temperatuurstijging van 1,5°C tot 3°C
tegen de tweede helft van de 21e eeuw. En hoewel moeilijker te voorspellen is hoeveel regen er zal vallen, mogen we ook meer droge zomers verwachten. Het lijdt geen twijfel meer dat de "
klimaatopwarming
" "
uiterst waarschijnlijk
" wordt geacht en sneller gaat dan verwacht: de temperatuurstijging is het gevolg van hittegolven en frequentere periodes van droogte, maar ook van minder strenge winters.
Gekoppeld aan de temperatuurstijging moeten we veeleer spreken van "
klimaatverandering
", omdat er
diverse reële gevolgen
zijn
voor de bossen
:
- toename van warme en droge periodes in de zomer en drogere gronden: hogere transpiratie van bomen en struiken en duidelijke tekenen van verdorring;
- zachtere temperaturen, meer regen en nattere gronden in de winter: te korte rustperiode voor het zaad, verhoogde risico’s op bodemverzakking bij ontginning of werken met machines, onregelmatige ontkieming van verrotte zaadjes;
- veel vroegere uitbotting en bloei van bomen en later vallen van de bladeren: verhoogde risico’s van vroege of late vorst;
- langere periodes van plantengroei: grotere houtproductie, terwijl we ook omgekeerde trends zien door de toegenomen watertekorten in de zomer;
- frequentere en intensere extreme weersomstandigheden (droogte, rukwinden, storm): verzwakte, onstabiele tot niet langer voorhanden zijnde boomsoorten en populaties, met gevolgen voor de productiviteit, het landschap en de biodiversiteit;
- verspreiding en toename van aanvallen van schimmels en vernielende insecten: meer bomen die afsterven.
Hoe omgaan met klimaatverandering?
De aanpassing aan de klimaatverandering
vormt een
cruciale uitdaging voor de toekomst van onze bossen
: bosbouwers moeten concrete oplossingen aanreiken om de bossen aan te passen aan de evolutie van het klimaat.
Bomen in goede gezondheid en op een aangepaste standplaats
zullen alleszins beter opgewassen zijn tegen deze veranderingen. Ze zullen des te beter gewapend zijn als ze op een geschikte grond en plaats staan.
De bevordering en optimalisering van
duurzaam bosbeheer
kan niet alleen de risico’s van de klimaatverandering verkleinen, maar ook kansen scheppen voor de productie van kwaliteitshout, het herstel van slecht aangepaste en weinig veerkrachtige bossen, en de bescherming van gediversifieerde of zeldzame groeiplaatsen.
Nieuwe beleidsregels, strategieën en praktijken van bosbouw
staan in de steigers of moeten in de toekomst vorm krijgen!
Zo kan de
herziening van de keuze van boomsoorten of herkomst
de meest concrete aanpassing lijken. Zo’n aanpak doet echter
nieuwe vragen
rijzen:
- Wanneer moet die verandering van populaties in de praktijk worden gebracht?
- Moeten we de invoering van exotische boomsoorten overwegen en uittesten, of de voorkeur geven aan bestaande soorten die beter bestand zijn tegen de droogte?
- Bestaat het risico dat we het aanpassingsvermogen van de bestaande soorten en ecosystemen onderschatten ?
Preventieve of
rechtstreekse maatregelen
De rol van de bosbouwers bestaat erin de natuurlijke groei van het bos te ondersteunen met aangepaste, goedkopere en efficiëntere bosbouwtechnieken ter bevordering van gezondere, productievere en sterkere populaties. Enkele voorbeelden van
goede bosbouwpraktijken in het licht van de klimaatverandering
:
- om beter gewapend te zijn tegen het wisselvallige weer, moeten bomen op natuurlijke wijze kunnen herstellen of moeten we soorten planten die door hun herkomst beter aangepast zijn aan de omgeving, zeker als de bestaande soorten zich op de grens of buiten de habitat bevinden;
- de mix van soorten stimuleren: zorgen voor afwisseling binnen de percelen of eigendommen om de biologische, gezondheids- en economische risico’s te verminderen en tegelijk een doeltreffende exploitatie mogelijk te maken;
- de gezondheidstoestand van bomen die aan het afsterven zijn, beter beoordelen, om onder de gestresseerde bomen een duidelijk onderscheid te maken tussen gevallen door onomkeerbare of door omkeerbare verzwakking;
- bosbouwmethoden ontwikkelen die zuinig omspringen met water: de voorkeur geven aan hoogstammige bomen en gebruik maken van methoden voor terreinschoonmaak, bodemverbetering of opruiming die de concurrentie van dichte matten van grassen of dichtbegroeide braamstruiken of varenplanten beperken;
- beperken van factoren die populaties verzwakken: kwetsbare habitats niet uitputten, het kappen en exporteren van hele bomen verbieden wegens het zeer hoge gehalte van minerale elementen in de takken, en grondverbeteringsmiddelen overwegen voor heel arme habitats;
- meer en grotere open plekken maken voor stabielere populaties en een meer standvastige groei;
- gronden altijd beschermen en vermijden dat ze verzakken: voor verzadigde en heel gevoelige slib- of kleigronden, afgescheiden ontginningszones aanleggen waar de machines strikt afgezonderd worden, en transport per kabelbaan bevorderen in vochtige gebieden.
De boom ten dienste
van landbouwzones
Bomen buiten het bos, zowel in landbouwgebieden als in steden
, spelen eveneens een
cruciale rol in de aanpassing aan de klimaatverandering
.
Bomen in landbouwzones die als windscherm dienen
, beperken de inwerking van het weer op de tussenliggende teelten en verhogen de opbrengst. Als het heel warm is, heeft de schaduw van de bomen positieve gevolgen voor de teelten: ze verlengt de levensduur van de bladeren, vermindert de verdamping en verlaagt de oppervlaktetemperatuur. Deze drie effecten gaan samen en compenseren voor een stuk de negatieve werking van de schaduw. Het vee profiteert dan weer van een
microklimaat
en de melk- en vleesproductie stijgen.
Bomen in landbouwgebieden dragen bij tot de
kwaliteit van de landschappen
en de landelijke woonomgeving. Met hun diepe wortels regelen en zuiveren ze het water. Door het vallen van de bladeren zitten er meer
organische stoffen
in de grond. Die zijn heilzaam voor de structuur van de grond, het vasthouden van water, de opslag van koolstof en de strijd tegen erosie. Bomen bevorderen ook de
biodiversiteit
en brengen
hout
voort, een hernieuwbaar materiaal en dito energiebron.
De inzet voor de bos-houtketen
Gezien de klimaatverandering is het aangewezen om
een rem te zetten op het verbruik van fossiele brandstoffen
(steenkool, olie, gas)
en om de vastzetting van koolstof te bevorderen.
Bossen
dragen daartoe bij. De fotosynthese van een boom heeft de overhand op de ademhaling ervan, waardoor die meer koolstof opvangen dan ze er uitstoten. Een groeiend bos
slaat de koolstof
uit de lucht
op
. Ook
hout
speelt zijn rol bij deze twee aspecten. In droge toestand bestaat het immers voor zowat de helft uit koolstof die uit de atmosfeer is gehaald. Daardoor is het een
luchtzuiveraar
en
een hernieuwbare energiebron die fossiele brandstoffen kan vervangen.
Door het
toenemende gebruik van hout
, een zowel traditioneel als modern en toekomstgericht materiaal, kunnen we dus de klimaatverandering mee een halt toeroepen: het isoleert, is recycleerbaar, bevat weinig fossiele stoffen, slaat koolstof op,...
Laat ons hout, of nog beter, lokaal hout gebruiken via korte circuits. Ook het gebruik van streekproducten moet voorrang krijgen!