Startpagina Granen

Wintertarwe heeft doorgaans nu veel stikstof nodig

De meeste wintergraanpercelen hebben momenteel een hoge nood aan stikstof. Er zijn echter grote verschillen in bemestingsbehoefte, die vooral afhankelijk is van de voorteelt, maar ook qua zaaidatum en andere perceelseigenschappen, zoals de voorraad aan organische stof.

Leestijd : 9 min

Inzicht in de bemestingsbehoefte van wintergranen kregen we van de Bodemkundige Dienst van België (BDB). Jan Bries had samen met zijn collega’s Davy Vandervelpen en Jill Dillen hierover een presentatie gemaakt die tijdens de LCG-graanavonden van begin maart werd toegelicht.

De hamvraag die de graanteler zich deze periode stelt, is over welke nitraatvoorraad wintergranen nu beschikken. Het antwoord van Jan Bries is dat dit het resultaat is van een heel proces. Hoe is het nitraatresidu verdeeld in het bodemprofiel? Hoeveel neerslag is er in de winter gevallen, wat zijn de perceels-eigenschappen en hoeveel stikstof is er al opgenomen door het wintergraan?

Figuur 1: schema samenstelling nitraatvoorraad
Figuur 1: schema samenstelling nitraatvoorraad - Beeld: BDB - LBL

Nitraatresidu

Metingen van de Bodemkundige Dienst laten zien dat er dit najaar duidelijk lagere nitraatresidu’s zijn gemeten ten opzichte van vorige droge jaren door de hoeveelheid neerslag die we gekend hebben in het teeltseizoen van 2021. De opvolg- en derogatiestalen die in oktober-november jongstleden zijn genomen, laten zien dat teelten zoals spruitkool, suikerbieten, tijdelijk gras, grasklaver en wintergerst een arm bodemprofiel nalaten. Er is al iets meer nitraatresidu na wintertarwe, maïs en bloemkool.

Het nitraatresidu stijgt pas stevig na aardappelen, prei en uien. “De voorteelt is een eerste gegeven dat moet meegenomen worden om het bemestingsadvies in granen te berekenen volgens de N-indexmethode van de Bodemkundige Dienst”, benadrukt Jan Bries.

Figuur 2: Invloed van voorteelt op nitraatvoorraad.
Figuur 2: Invloed van voorteelt op nitraatvoorraad. - Beeld: BDB - LBL

Voorbije winter

Wat ook mee de nitraatvoorraad bepaalt, is de voorbije winter. Die was heel donker, somber en nat. Toch wijzen metingen uit dat er geen extreme uitspoeling van nutriënten is geweest. Dit ligt eigenlijk in de lijn van wat jaarlijks wordt gezien.

Eind februari was er nog eens een regenrijke periode, die voor drassige percelen zorgde en ook plasvorming op de jonge graanvelden werd gezien. Berijden we het perceel toch in die omstandigheden, dan is er risico op sporen rijden en die dragen we de rest van het teeltjaar mee. “Laat de velden dus voldoende opdrogen alvorens ze te betreden”, aldus Jan Bries.

Figuur 3: cumulatieve neerslag winter 2021-2022
Figuur 3: cumulatieve neerslag winter 2021-2022 - Beeld: BDB - LBL

Perceeleigenschappen

Wat ook nog door de Bodemkundige Dienst wordt meegenomen bij de N-indexberekening, zijn de eigenschappen van het perceel. Denk dan aan de textuur en structuur, algemene bodemvruchtbaarheid, teelt- en bemestingshistoriek. Lichte (zand)gronden verliezen sneller nitraat dan een (zware) leem- of kleibodem doet. Weten welke hoeveelheid organisch materiaal in de grond zit, is belangrijk om hieruit de (te verwachten) mineralisatie te berekenen.

Tijdens de online graanvergadering werden er 2 bodemanalyses getoond. De eerste analyse was van de bodem een perceel waarop wintertarwe was ingezaaid na een voorteelt koolzaad op een veld met weinig organische koolstof in de bodem. Dat leverde een zeer lage N-index op. Een andere bodemanalyse die getoond werd, was van een perceel dat tot 2015 een weide was en waar de voorteelt aardappelen was. Dat perceel had een duidelijk hoger gehalte aan organische koolstof. De minerale stikstofvoorraad in de bodem was hier ook veel hoger, namelijk 90 eenheden meer ten opzichte van het veld met voorteelt koolzaad. Dat verschil heeft een enorme impact op de bemesting die dan geadviseerd wordt vanuit de Bodemkundige Dienst.

Figuur 4: Nitraatvoorraad op 4 februari 2022.
Figuur 4: Nitraatvoorraad op 4 februari 2022. - Beeld: BDB - LBL

Ook naar de stikstof die op dit moment – einde winter dus – al is opgenomen door het graangewas wordt gekeken om de bemestingsbehoefte juist in kaart te brengen. Jan Bries geeft aan dat er een proef loopt in het kader van de vanggewassenregeling en de discussie of granen na aardappelen in aanmerking komen als vanggewas. Het nemen van bodemstalen op 4 februari jongstleden liet zien dat wintertarwe gezaaid op 18 oktober al 18 kg N/ha had opgenomen. Tarwe die later gezaaid was (op 15 november), had begin februari al 6 kg N/ha opgenomen. Een perceel wintergerst ingezaaid op 18 oktober had bij staalname op 4 februari reeds 25 kg N/ha opgenomen.

Er zijn dus verschillen tussen de vroege en late zaai, maar duidelijk is dat het graangewas in staat is om na aardappelen de minerale stikstof uit het bodemprofiel te benutten. Het voordeel is ook dat het wintergraan in het voorjaar klaar is om snel het nitraat in de diepere lagen te gaan halen. De mening van Jan Bries luidt dus dat wintergranen na aardappelen inzaaien een goede praktijk is om stikstof in de bodem te recupereren.

Figuur 5: Verschil in nitraatresidu tussen seizoen 2022 en 2020.
Figuur 5: Verschil in nitraatresidu tussen seizoen 2022 en 2020. - Beeld: BDB - LBL

Al het cijfermateriaal bij elkaar gebracht en per voorteelt leert ons dat er nu na bieten en maïs een heel lage nitraatvoorraad in de bodem is. De hoogste reserves zijn er na aardappelen, erwten en bonen. Jan Bries illustreert nog eens het verschil in seizoenen door naar het einde van de winter van 2020 te wijzen. Toen waren alle nitraatvoorraden heel wat hoger voor iedere voorteelt.

N-index-methode

Het bemestingsadvies dat de Bodemkundige Dienst meegeeft aan de landbouwer is gebaseerd op de N-index- methode. Dit gaat het stikstofleverend vermogen van het perceel na. Allereerst wordt in rekening gebracht wat in de bodemvoorraad zit tot 90 cm diep. Dan wordt de mineralisatie in rekening gebracht vanuit humus, groenbemester, oogstresten en/of oude stalmest. Eens deze optelsom is gemaakt, wordt rekening gehouden met negatieve correcties omwille van bijvoorbeeld het structuureffect van het perceel, een lage pH, uitspoelingsverliezen tijdens de teelt.

De berekende N-index van het perceel wordt dan afgetoetst aan de gewasbehoeften. Daar lopen we tegen strenge bemestingsnormen aan. “Die terug geëvalueerd moeten worden door het beleid, want sommige teelten worden stevig afgestraft”, aldus Jan Bries. Vooral wintertarwe lijkt het kind van de rekening.

Als je als doel neemt om 10 ton wintertarwe per ha te oogsten met 11,5 % eiwit, dan haal je een equivalent van 200 kg N van het veld. Bijkomend kan je via het stro nog een 35 à 50 kg N van het perceel halen en je hebt nog de wortels. Op hoogproductieve percelen heeft wintertarwe al snel een stikstofbehoefte van 280 - 300 kg/ha. De behoefte ligt hier hoger dan wat wettelijk gegeven kan worden in sommige gebiedstypen. “Er kunnen zich dus nu ernstige vragen gesteld worden bij het huidige mestbeleid.”

De N-index-methode van de Bodemkundige Dienst berekent het totale bemestingsadvies. Daarop volgend berekenen ze de fractionering aan de hand van de gemeten reserves in de verschillende bodemlagen. Hier wordt er gekeken naar hoe de aanwezige stikstof al in de bodem verdeeld zit. Aan het begin van het voorjaar– nu dus – heeft de tarwe nog maar een lage stikstofbehoefte, maar er moet opgemerkt worden dat de reserves in de bodem vandaag ook heel laag zijn. Voor seizoen 2022 wordt het dus wel interessant om een belangrijke eerste gift toe te dienen. Vorig jaar is het gebeurd dat er een bemestingsadvies van 0 kg stikstof werd uitgeschreven na gescheurd grasland. Begin maart 2022 werd dergelijk advies nog niet uitgeschreven voor komend seizoen door de BDB.

Figuur 6: Totale reeds geformuleerde stikstofadviezen voor seizoen 2022.
Figuur 6: Totale reeds geformuleerde stikstofadviezen voor seizoen 2022. - Beeld: BDB - LBL

De voorgeschiedenis kennen van het perceel is dus uiterst belangrijk. Welke gewasresten zijn er, is er stalmest toegediend, is er nawerking van een groenbemester? Zo weten we uit ervaring dat in de maand mei stalmest volop aan het verteren is en dat deze stikstof levert. Daarom kan de dosering van de derde fractie teruggeschroefd worden. Zit er veel organisch materiaal of stikstof in de tweede en derde bodemlaag, dan kan ook het advies voor de derde stikstofgift teruggeschroefd worden.

Jan Bries concludeert dat er met heel veel factoren of parameters rekening gehouden moet worden om een bemestingsadvies op te stellen. Wanneer de Bodemkundige Dienst al hun bemestingsadviezen die ze dit jaar al geformuleerd hebben naast elkaar legt, dan behoren heel veel percelen met een bemestingsbehoefte tot de groep 176-200 kg N/ha en tot de groep 201-225 kg N/ha. Zonder gebiedsgerichte verstrenging in rekening te brengen is er de bemestingsnorm van 195 kg N/ha.

Jan Bries wees er dus nog eens op dat een evaluatie van het huidige mestbeleid hoogdringend aan de orde is. Het wordt dus een uitdaging om met elke kilogram stikstof die je mag toedienen zo efficiënt mogelijk om te gaan. Pas als je metingen op je eigen perceel hebt, kan je goed inspelen op de huidige toestand.

Figuur 7: Totale reeds geformuleerde stikstofadviezen voor de eerste fractie van seizoen 2022.
Figuur 7: Totale reeds geformuleerde stikstofadviezen voor de eerste fractie van seizoen 2022. - Beeld: BDB - LBL

Het merendeel van de velden vraagt een stikstofgift van 80 à 90 kg N/ha voor de eerste fractie. Slechts uitzonderlijk wordt er eens minder geadviseerd. Kenmerkend voor het seizoen is dat we gestart zijn met armere bovenste bodemlagen en dat de stikstof erin al verder is uitgeloogd.

Nieuw randvoorwaarde

Het lijkt wel dat we dit seizoen met nieuwe randvoorwaarden moeten rekening houden bij het opstellen van het bemestingsadvies, namelijk met de prijs van de meststoffen. Sinds september 2021 is ammoniumnitraat verdubbeld in prijs. Als alternatief kan er niet gekeken worden naar vloeibare stikstof, want dit heeft nagenoeg bijna dezelfde prijsevolutie gevolgd. De vraag die veel telers zich dan ook stellen, is of we dit seizoen de stikstofbemesting niet moeten verlagen om financieel niet in onze vingers te snijden.

Schema hoe de meststoffenprijs zich gedraagt ten opzichte van de graanprijs. Witte zone = gangbare prijsschommelingen. Rode zone = hoge stikstofprijzen. Groene zone = hoge tarweprijzen. Rechts is de stikstofprijs per eenheid omgerekend naar de prijs per ton voor KAS (ammoniumnitraat 27%). Bron Arvalis, 2021
Schema hoe de meststoffenprijs zich gedraagt ten opzichte van de graanprijs. Witte zone = gangbare prijsschommelingen. Rode zone = hoge stikstofprijzen. Groene zone = hoge tarweprijzen. Rechts is de stikstofprijs per eenheid omgerekend naar de prijs per ton voor KAS (ammoniumnitraat 27%). Bron Arvalis, 2021 - Beeld: BDB-LBL

Om hier een antwoord op te bieden, gingen de medewerkers van de Bodemkundige Dienst eens hun proefveldverslagen en adviezen van de afgelopen decennia herbekijken. Hieruit blijkt dat het economisch optimum voor de teler bijna altijd overeenkomt met het teelttechnisch optimum. “Tracht alle kilo’s die erin zitten, eruit te halen, ook al brengt dat kosten met zich mee op het vlak van stikstofbemesting, want het rendeert”, zo luidt het advies van Jan Bries. Hij verwees ook naar een artikel dat verschenen is in Landbouwleven nr 3333 van 10 februari 2022. Hierin geeft de Bodemkundige Dienst zijn visie op de stikstofbemesting in wintertarwe bij hoge kunstmestprijzen. Lees dit artikel via deze link.

Samengevat zien we dat toename van de meststoffenprijs momenteel grotendeels gecompenseerd wordt door een hogere prijsnotering voor tarwe. Dit jaar berekende de Bodemkundige Dienst zijn bemestingsadviezen niet anders dan vorige jaren. Ze erkennen dat ze met prijsschommelingen hebben rekening gehouden, maar niet met de extreme situaties zoals die er nu zijn. Het advies aan de graanteler luidt om zich toch kritisch op te stellen en dat het in sommige situaties kan lonen om iets minder meststoffen te geven.

Er werd herhaald dat iedere kg stikstof zoveel mogelijk moet renderen. Dat kan door een perceelsspecifieke bemesting volgens advies. Ook moeten de fracties optimaal verdeeld worden, omdat er zo kan ingespeeld worden op het opnamepatroon van het gewas. Ervaring leert dat de latere fracties goed benut worden door het gewas. Nog een hulp om de bemesting te laten renderen, is om een goede bodemvruchtbaarheid na te streven, al realiseer je dat natuurlijk niet op 1 jaar tijd. Bij de bemesting wordt ook de zwavelbemesting steeds belangrijker.

Drijfmesttoediening

Door de hoge kunstmestprijzen komt ook drijfmest en digestaat in beeld om de wintertarwe nu mee te gaan bemesten. De Bodemkundige Dienst heeft al meer dan 10 jaar ervaring en heeft proeven uitgevoerd met drijfmest in wintergranen. Hun conclusie hieruit is dat eenzelfde opbrengst/kwaliteit mogelijk is dan wanneer er enkel met kunstmest bemest is, op voorwaarde dat er aan enkele belangrijke voorwaarden is voldaan. Dat gaat er dan in de eerste plaats om dat het perceel draagkracht moet hebben om te bereiden en dat structuurschade voorkomen moet worden. Afhankelijk van de grondsoort en de weersomstandigheden zijn er dus mogelijkheden om de eerste of tweede fractie te vervangen door een drijfmestgift.

Drijfmest toedienen in het voorjaar op wintertarwe biedt mogelijkheden.
Drijfmest toedienen in het voorjaar op wintertarwe biedt mogelijkheden. - Foto: TD

Jan Bries merkt op dat het perceel er niet uitziet nadat er drijfmest is op uit gereden. “Hier moet je tegen kunnen, maar de tarwe maakt wel zijn kilo’s.”

Belangrijk is om over een juiste drijfmestanalyse te beschikken en om de bemestingsstrategie op te stellen volgens de 50-30-20-regel van de Bodemkundige Dienst. Plaats je drijfmest in de eerste fractie, dan komt maar de helft van de werkzame stikstof vrij tijdens de eerste fractie, 30% bij de tweede en 20% bij de derde fractie. Zo weet je hoeveel je met kunstmest moet aanvullen ( zie ook Landbouwleven nr 3336 van 3 maart 2022). Lees dat artikel via deze link.

Drijfmest kan je ook geven als tweede fractie. Vraag indien nodig hulp bij medewerkers van de Bodemkundige Dienst of van B3W om de bemestingsstrategie te berekenen. Doorgaans wordt 20 m3/ha drijfmest gegeven in wintertarwe. Als we ervan uitgaan dat dit varkensdrijfmest is met een bemestingswaarde van 70 eenheden werkzame stikstof, dan betekent dit een besparing van 160 euro/ha door minder kunstmest die aangekocht moet worden. Weet dat kalkammonsalpeter (KAS) momenteel genoteerd staat aan 621 euro/ton, dus 2,3 euro per eenheid werkzame stikstof.

Drijfmest in het voorjaar op wintergraan biedt nog andere voordelen. Zo kan er in het voorjaar een hogere dosis toegediend worden dan in het najaar op de stoppel. De hoofdteelt benut dus beter de toegediende bemesting. Drijfmest levert ook nog andere nutriënten zoals magnesium en fosfor. Voornoemde techniek biedt de mogelijkheid om gerst na wintertarwe in te zaaien in plaats van een vanggewas.

Tim Decoster

Lees ook in Granen

Biowanze schept duidelijkheid over herkomst van tarwe

Granen Biowanze wilt duidelijkheid scheppen over foutieve informatie die circuleert over de herkomst van tarwe die ze in hun vestiging in Wanze gebruiken. Hierom informeerden ze landbouworganisaties en pers met een informatiedocument midden april.
Meer artikelen bekijken