Startpagina Bieten

Plaaginsecten herkennen en bestrijden in bieten

Het bieteninstituut meldde al enkele weken terug dat door de warmere temperaturen meer plaaginsecten gespot werden. Aardvlooien werden op heel wat velden waargenomen, maar ook zwarte bladluizen zijn aanwezig. Deze en andere plaaginsecten herkennen, is al het begin van het werk. Behandel erna op het juiste moment, als de schadedrempel overschreden is.

Leestijd : 8 min

I n de bietenteelt worden heel wat insecten als plaag beschouwd. Zo heeft men bodeminsecten, maar ook een heel deel bladinsecten die de biet kan terroriseren. En elk insect moet je op een andere manier aanpakken. We geven hier een kort overzicht van insecten die al aanwezig zijn, zoals aardvlooien en zwarte bladluis, maar ook van plaaginsecten waartegen je best voorbereid kan zijn.

Bodeminsecten

Bodeminsecten zoals de ondergrondse bietenkever, ritnaalden, miljoenpoten en duizendpoten zijn schadelijk, naast de emelten en springstaarten. De bestrijding ervan is alleen mogelijk door de zaaizaadbehandeling met neonicotinoïden of met het gebruik van Force. Force kan tegen bodeminsecten een goede werking bieden. Tegen emelten en springstaarten kent Force echter een iets mindere werking, en tegen blad-insecten werkt het zelfs helemaal niet. Tegen de groene perzikluis, aardvlooien, bovengrondse bietenkever, bietenvlieg en tripsen kan men dus best anders reageren. Volleveldsbespuitingen met insecticiden kunnen in dit geval noodzakelijk zijn.

Door een gepaste bedrijfsvoering kan je het risico op bodeminsecten beperken door te weten waar ze goed aarden. Zo is er meer risico op emelten en ritnaalden bij voorvruchten zoals gescheurd grasland en grasachtigen. Hou hier rekening mee want ritnaalden kunnen tot vier jaar schade berokkenen. Op springstaarten heb je een groter risico bij luzerne, raaigras, klaver of wikke als voorvrucht. Miljoenpoten nestelen zich graag op klei- en leemgronden met een losse structuur, dus hier is het aangewezen dat het zaaibed zeker goed is aangedrukt. Ze komen ook voor op rijke gronden met organisch materiaal. Net zoals bij miljoenpoten is de activiteit van duizendpoten heel afhankelijk van de bodemstructuur en de hoeveelheid vocht die zich in de bodem bevindt. Bij de ondergrondse bietenkever is het opletten geblazen bij spinazie als voorvrucht. Hier is het ook aangewezen om biet-na-biet te vermijden. In het algemeen is het best te zorgen voor een goed aangedrukt zaaibed en te zaaien met een zaaidiepte tussen minimaal 1,5 en 2,5 cm. Dit zorgt voor een optimale werkzaamheid van de Force-behandeling en bevordert een snelle opkomst.

Bovengrondse bietenkever

De bovengrondse bietenkever veroorzaakt schade door gaatjes op bladeren en vlekjes op de wortel en de stengel. De zaadbehandeling met Force gaat plantenwegval tegen. Vermijd daarom een nauwe vruchtwisseling: in het kader van geïntegreerde gewasbescherming (IPM) is een rotatie van 1 op 3 aangewezen, maar ruimer is altijd beter. Bij biet-naast-biet percelen is er ook een risico op migrerende bietenkevers want die hebben hun vlucht als de temperatuur hoger is dan 15 °C.

Er is geen schadedrempel dus het is aangewezen om af en toe naar het veld te gaan om te kijken of er schade is. Doe dat vooral 's avonds (op momenten met hoge luchtvochtigheid) want net dan migreren de beestjes naar boven. Als de schade te groot is en je wil behandelen, doe je dat best 's avonds. Omdat de bietenkever dan boven komt is de kans groter dat je er veel raakt. Tegen de bovengrondse bietenkever zijn nu enkel pyrethroïden mogelijk, die het best toegepast worden voor het 4-bladstadium. Omdat pyrethroïden niet selectief zijn en ook nuttige insecten schaden, is het aangeraden enkel te behandelen als de schade aanzienlijk is. Hoogstens één bespuiting met het pyrethroïde type Karate Zeon is aangeraden.

Merk je schade op van de bietenkever, maar wil je ook behandelen met een herbicide, dan is het best eerst met een insecticide te spuiten tegen bietenkever en erna de planten te laten herstellen voor 48 uur. Pas hierna is de herbicidebehandeling aangewezen.

Om te onderzoeken welke middelen efficiënt zijn tegen de bietenkever, werd in 2017 een proef aangelegd op een perceel biet-na-biet. Zoals verwacht observeerde men in het onbehandeld perceel een enorme uitval van planten: slechts 21% van de planten bleef over. De opbrengst hiervan bedroeg slechts 10,8 ton witsuiker per hectare. De overblijvende bieten waren veel groter omdat ze meer plaats hadden om te groeien en meer voedingsstoffen konden opnemen. machinaal waren ze wel niet rooibaar. Bij het gebruik van Cruiser Force bleven veel meer planten overeind (95%) en was de opbrengst 15 ton witsuiker per hectare. Het gewas was nagenoeg intact en er werd zo goed als geen schade van de bietenkever vastgesteld. Force deed het qua plantenaantal en opbrengst even goed (90% planten, 15,2 ton witsuiker per hectare). Enkel was er in het begin iets meer schade door vraat aan de blaadjes, maar de meeste planten groeiden verder en zelfs zonder aanpassing van de onkruidbestrijding was de opbrengst dus niet significant verschillend van de Cruiser Force referentie.

Bietenvlieg

In het gewas herken je bietenvlieg op de bladeren aan de langwerpige eitjes die naast elkaar staan. De larven die hieruit komen, vreten aan het bladmoes van de plant en laten mineergangen achter. Dit zorgt voor verlies van bladoppervlakte. De bietenvlieg kent drie generaties per jaar, maar het is vooral de eerste generatie die voor de meeste schade zorgt. De meeste kans op schade in België is aan de kust.

In het gewas herken je bietenvlieg op de bladeren aan de langwerpige eitjes die naast elkaar staan.
In het gewas herken je bietenvlieg op de bladeren aan de langwerpige eitjes die naast elkaar staan. - Foto: KBIVB

Een optimale bestrijding van bietenvlieg kan als de eitjes uitkomen en de eerste mineergangen gevormd zijn. De schadedrempel wordt bepaald door het aantal eitjes of larven en het bladstadium. Zo wordt aangeraden je gewas te behandelen als er bij 4-bladstadium zes of meer eieren/larven per plant aanwezig zijn, bij het 6-bladstadium 10 of meer eieren/larven per plant aanwezig zijn en bij meer dan acht bladeren 18 of meer eieren/larven per plant zijn. Voor de bespuiting zijn de pyrethroïden type Decis, type Karate Zeon en Nexide mogelijk.

Aardvlooien

Aardvlooien vreten aan de groeipunt, kiemwortel- en bladeren. Net als bij de bovengrondse bietenkever moet je oppassen met een herbicidebehandeling als je schade hebt door aardvlooien. Pas eerst je insecticide toe en laat de planten 48 uur herstellen voor met een herbicide te behandelen. De teelten vlas en bonen hebben het hoogste risico op aardvlooien. Heb je zo’n teelt naast je bietenperceel, blijf dan alert voor deze beestjes.

Bij aardvlooien is er geen schadedrempel en is het enkel aangewezen om te behandelen als er echt zeer sterke schade is, en enkel voor het 6-bladstadium. Behandelen gebeurt enkel met pyrethroïden. Hoogstens één bespuiting met het pyrethroïde type Karate Zeon is aangeraden. Om nuttige insecten te sparen, behandel je best alleen als het noodzakelijk is.

Merkt men recente verse vraatplekken van aardvlooien, dan
Merkt men recente verse vraatplekken van aardvlooien, dan - kan men beter een insecticidebehandeling doen 48 uur voor een herbicidebehandeling. Foto: KBIVB

Bij oude geheelde vraatplekken van aardvlooien is het toepassen van een insecticidebehandeling nutteloos.
Bij oude geheelde vraatplekken van aardvlooien is het toepassen van een insecticidebehandeling nutteloos. - Foto: KBIVB

Zwarte bonenluis

De zwarte bonenluis zorgt voornamelijk voor zuigschade. Hierdoor krullen de bladeren op. Het is ook hier aangewezen om enkel bij grote schade door grote kolonies te behandelen, aangezien er weinig problemen zijn rond virusoverdracht. Zwarte bonenluizen kunnen enkel in een later stadium virus verspreiden wanneer het eerst door groene bladluizen in het perceel werd gebracht.

In verschillende velden van het waarnemingsnetwerk werden uitzondelrijk vroeg zwarte bonenluizen waargenomen.
In verschillende velden van het waarnemingsnetwerk werden uitzondelrijk vroeg zwarte bonenluizen waargenomen. - Foto: KBIVB

De schadedrempel hier is dat 30 tot 50% van de planten bezet wordt door grote kolonies. Het is niet rendabel te behandelen als er weinig zwarte bonenluis is. Een felle regenbui kan er al voor zorgen dat de zwarte bonenluis afspoelt. Natuurlijke vijanden zoals een entomopathogene schimmel en lieveheersbeestjes kunnen de zwarte bonenluis even goed uit de weg ruimen.

Groene perzikbladluis

Er zijn drie belangrijke bladluizen die het dwergvergelingsvirus kunnen overdragen, namelijk de groene perzikbladluis, de aardappeltopluis en de sjalottenluis. Vergelingsziekte herken je aan de geeloranje verkleuring rond de nerven van de bladeren. De symptomen lijken op een magnesiumgebrek, met het verschil dat de bladeren wat dikker en breekbaarder zijn bij vergeling. Bij magnesiumgebrek kleuren de bladeren ook meer geel dan geeloranje. Het zwakke vergelingsvirus brengt opbrengstverliezen tot 25% met zich mee als er geen behandeling gebeurt. Bij het sterke vergelingsvirus kan dat zelfs oplopen tot 45% . Zie je symptomen, dan is het te laat. Vermijd vergelingsziekte door te reageren op de aanwezigheid van groene ongevleugelde bladluizen in het gewas vanaf 2-bladstadium tot het sluiten van de rijen. Daarna is een virusinfectie nog mogelijk, maar gewoonlijk is een bespuiting niet meer rendabel.

Groene perzikluis vermijden, kan al met een goede onkruidbeheersing. Onkruid kan als reservoir dienen voor het virus. Verder is het belangrijk om bietenafval te beperken door een goede oogst te realiseren. Het zou ook goed zijn om de kuilen voederbiet tijdig te verwijderen. Daarnaast kan je in de rotatie ook best winterspinazie vermijden, omdat dit het risico verhoogt. Verder is een vroege zaai ideaal, want dan zal de biet meer ontwikkeld zijn als de bladluizen aanwezig zijn en een zekere natuurlijke virustolerantie vertonen.

Bij aanwezigheid van groene bladluizen moet er een bespuiting gebeuren als de schadedrempel bereikt is, namelijk bij twee groene ongevleugelde bladluizen per tien planten. Zoek er goed naar, want ze kunnen zich verstoppen in het hart van de biet en onderaan het blad.

Resistentieproblemen in bladluis

Wie een Cruiser Force of Poncho Beta zaadbehandeling koos, kan een goede werkzaamheid verwachten ten aanzien van de virusoverdragende groene bladluizen. Wie een zaadbehandeling met Force koos, zal zijn percelen moeten beschermen tegen groene bladluizen. Tegen bladluizen zijn vier verschillende werkzame stoffen toegelaten: pyrethroïden, pirimicarb, flonicamid, dimethoaat. Tegen aardvlooien, bietenvlieg en bietenkever zijn pyrethroïden toegelaten. Tegen bladluizen kunnen pyrethroïden, pirimicarb en flonicamid gebruikt worden. De werkzaamheid van de producten verschilt echter wel onderling door de resistenties van de groene perzikbladluis (zie tabel).

INSECTICIDEN

Na een monitoring in 2017 vond men dat in Wallonië er nog slechts twee velden waren waar pyrethroïden effectief kunnen worden ingezet tegen groene perzikbladluizen. Producten met pyrethroïden zijn dus in het algemeen niet meer werkzaam. Het verhogen van de dosis zal die werkzaamheid niet verbeteren, en de bladluizen ook niet bestrijden. Ook bij Pirimor is er een probleem: ongeveer 50% van de groene bladluispopulatie is niet meer gevoelig aan Pirimor. De erkenning van Teppeki in de bietenteelt kwam dus zeker op tijd. Die bevat flonicamid, waartegen geen resistentie gekend is, en mag gebruikt worden vanaf 6-bladstadium van de biet. Door dat product stoppen de bladluizen met eten en sterven ze binnen twee à zeven dagen door uithongering. Het heeft een nawerking van twee tot drie weken, en mag gemengd met herbiciden.

Onlangs werd een 120-dagenregeling verleend voor het gebruik van Movento (spirotetramat) in de suikerbieten. Dit product, waartegen de groene perzikbladluis ook niet resistent is en dat selectief is voor nuttige insecten, kan indien noodzakelijk na een Teppeki behandeling ingezet worden. KBIVB verwacht dat tegen groene bladluizen één à twee bespuitingen nodig zullen zijn. Is de schadedrempel bereikt, dan moet men direct behandelen. Zolang die niet is bereikt, kan men best zo lang mogelijk wachten te behandelen. Als de schadedrempel bereikt is voor het 6-bladstadium, dan moet men eerst een pirimorbehandeling uitvoeren en later pas Teppeki. Als de spuitdrempel bereikt is na de 6-bladstadium dan zou enkel een Teppekibehandeling moeten gebeuren. Vermijd zoveel mogelijk het producttype Decis en Bulldock vanwege de resistentie en om de nuttige insecten te sparen.

Marlies Vleugels

Lees ook in Bieten

Meer artikelen bekijken