Startpagina Pluimvee

Stefaan Verhelle (’t Munckenei) : ‘Het getalm van de federale overheid heeft de solidariteit in pluimveesector wat onderuitgehaald’

De kip of het ei: wat was eerst? Ook pluimveehouder en eierhandelaar Stefaan Verhelle uit Wingene kent het antwoord niet. Voor hem is een ‘ei’ vooreerst een economisch product. “En daar hebben we de kip voor nodig. Wie echter zijn kippen niet goed verzorgt, krijgt geen lekkere eieren.” Een verhaal over ondernemerschap én duurzaamheid, over rendabiliteit én dierenwelzijn. Fipronil en de vogelgriep hakten zwaar in op de sector.

Leestijd : 8 min

Stefaan Verhelle en zijn vrouw Hermine Steenhuyse uit Wingene zijn pluimveehouders in hart en nieren. En toch, zonder de liefde voor Hermine werkte Stefaan wellicht in een andere sector en in een andere functie. “Ik ben wel een boerenzoon”, zegt een gedreven Stefaan. “Mijn ouders hadden in Pittem een gemengd landbouwbedrijf met rundvee, varkens, vleeskippen en grove groenten voor de industrie.” Hij is gegradueerde landbouw en had meer interesse voor fijne groenten, zoals veldsla en peterselie. Toch zouden het kippen en eieren worden.

Ecologische voetafdruk

“Ik ben in 1998, net voor de dioxinecrisis, op het bedrijf van mijn schoonouders beginnen werken. In 2001 zijn we getrouwd, in 2002 hebben we de eierhandel opgestart.”

Stefaan maakte van dichtbij de omschakeling van kooi- naar scharrelhuisvesting mee. “Eerlijk, ik ben er nog niet uit of dat voor het dierenwelzijn zoveel beter is. Door scharrelhuivesting verandert het ventilatiepatroon op het moment dat de uitloopluiken opengaan. Of vrije uitloopkippen het dan zoveel beter hebben, ik weet het ook niet.

Feit is dat de consument – en dus ook de retailers – een stuk dierenwelzijn verlangen, en terecht. Of dat altijd met meer ecologie te rijmen valt, is de vraag. De ecologische voetafdruk van een uitloopkip is veel groter dan van een kooi-kip. Puur naar duurzaamheid en ecologie zouden de kippen weer in kooien zitten. Maar dat is onmogelijk, en dat is maar goed ook. Scharrelkippen zijn het mooiste compromis tussen ecologie en economie, tussen duurzaamheid en dierenwelzijn.”

fullsizeoutput_1979

Er is ook de band met natuur en groen. “We moeten naast en met elkaar leven. Het zal van beide kanten moeten komen en inspanningen vragen. Er wordt echter almaar meer gevraagd van landbouwers en de marges worden kleiner en kleiner. Dan wordt er wel eens links of rechts bespaard, en dan kan het wel eens fout lopen. Zonder dat dit bewust gebeurt. Maar landbouwers hebben de indruk dat al het negatieve uit de sector (te) sterk wordt uitvergroot.”

De voorbije jaren kreeg de pluimveesector zware klappen. Het schadelijke fipronil was er maar één van. “We hadden gelukkig dat reinigingsmiddel niet gebruikt. In onze handel waren er wel enkele kwekers die het product hadden ingezet om hun stallen te reinigen. De gevolgen van de fipronilcrisis kostte ons wel geld, maar al bij al viel de schade toen nog mee.” Het was niet de enige klap die de sector te verwerken kreeg.

Griepvirus kwam mee met de wind

2019 was – zeker voor de legkippensector – weer een pikzwart crisisjaar. Zeker in het grensgebied van Oost- en West-Vlaanderen, waar de concentratie van pluimveebedrijven heel groot is en nog verder lijkt toe te nemen. Bij de uitbreiding in de pluimveesector gaat het dan vooral over extra stallen of nieuwe braadkippenbedrijven. “In het begin van 2019 hadden we niet echt schrik voor die vogelgriep”, getuigt Stefaan.

“De situatie vanuit Nederland met wilde vogels was wat op de achtergrond geraakt. Iedereen probeerde nog veiliger en properder te werken, en nog meer aandacht te besteden aan maatregelen op het vlak van bioveiligheid. Voor de uitbraak was het ook al wat laat in het voorjaar, en toch. Een eerste besmetting, een tweede, dan een bedrijf in je gemeente… Dan slaat de schrik om het hart.”

Extra maatregelen

De uitbreiding van haarden met vogelgriep was in het voorjaar niet te stoppen. “We hebben als pakstation onmiddellijk enkele maatregelen genomen: eieren van de andere bedrijven hebben we allemaal op 1 externe locatie verzameld, en het transport van die locatie naar ons eigen bedrijf deden we met een eigen vrachtwagen. We hebben ook extra ontsmet, en zo. Er was echter geen houden aan.”

De verspreiding gebeurt door de wind, daar is het men in de pluimveesector over eens. “Er zat een duidelijk patroon in de nieuwe besmettingen en dat had met de wind te maken. Het schoof gewoon op, ondanks wat de overheid beweert. Die ontkenning door de overheid is enorm frustrerend. Wind is en blijft een moeilijke factor. Ventileren moet je doen. Je zuigt echter besmette lucht binnen en de vuile lucht moet weer buiten. Je kan je ventilatie niet zomaar afleggen.”

Vrijwillige opruiming

Op 6 mei waren de eerste symptomen merkbaar achteraan in een stal. “Er zaten veel witte eieren tussen de bruine, ’s anderendaags beduidend minder eieren en een verhoogde sterfte. Na 3 à 4 dagen ging het legpercentage verder naar beneden en nam het sterftecijfer toe. Daarna waren er ook symptomen in een andere stal.

We hadden toen misschien het geluk dat er 2 stallen leegstonden. Intussen hadden we wel dieren voor 4 stallen in de opfok. Die dieren voor de opfok zaten ook buiten onze regio, in Lapscheure en in Herentals, buiten het besmettingsgebied. Na de vaststelling van vogelgriep in onze stallen verlegden we vooral de focus naar het heropstarten.”

Stefaan Verhelle twijfelde niet: opruimen, alle stallen, op vrijdag 10 mei. “Op het moment dat die vrachtwagen met de vergasinstallatie op het bedrijf komt gereden, geeft dat een verschrikkelijk gevoel. Pas als we konden beginnen ruimen, gaf dat een iets beter en geruster gevoel. Er was geen tijd om er lang bij stil te staan.”

Reinigen, ontsmetten, sanitaire leegstand… Het was ook beter voor de medewerkers. We wilden ze het niet aandoen dat ze telkens dode dieren zouden moeten wegbrengen. Maar door zelf te beslissen om te ruimen, zullen we maar ondermaats worden vergoed.”

Vergassen is ook wreed

“Ik ben vandaag nog overtuigd dat we toen de beste beslissing hebben genomen, ook uit het oogpunt van dierenwelzijn. Een kip die ziek is, laten lijden en laten sterven, is volgens mij erger dan de vreselijke beslissing moeten nemen om ze te vergassen. Vergassen is ook verschrikkelijk. Hoe erg het ook was, het moest gebeuren. Die dieren hebben het wellicht nooit geweten. Dat klinkt misschien hard, maar de natuur kan ook bijzonder wreed zijn. Pluimveehouders hebben altijd het beste voor met hun dieren. Nood breekt soms wet.”

Naast het legkippenbedrijf waren er ook gevolgen voor de eierhandel. “Een deel van onze aanvoer was weg. We hebben dat echter vrij vlot kunnen oplossen en we konden ook onze medewerkers verder werk blijven geven. Het heeft ons wel handenvol geld gekost, ja honderdduizenden euro’s”, zegt Stefaan Verhelle, die het hoofd niet liet hangen.

“Dat risico is onderdeel van het ondernemerschap. Je kan maar voorzichtig zijn, rekening houden met bioveiligheid. Je blijft zoeken om te verbeteren, maar tegen een virus van buitenaf dat in de stallen komt binnengewaaid, heb je weinig of geen verweer.”

Het falen van de overheid

De pluimveehouder is boos op de overheid, vooral op de federale. “Veel te late beslissingen, foutieve communicatie. De sector zelf heeft wel adequaat, snel en efficiënt gehandeld. De federale overheid heeft het probleem fel onderschat.

Er moest veel vlugger zijn geruimd. Men had wellicht schrik voor het imago van de sector, voor de perceptie bij de Europese consument… Het was ook een laag pathogeen virus, met hoge pathogene verschijnselen. Was het hoog pathogeen geweest, dan was het een volledig ander verhaal. Dan waren er wel voldoende tegemoetkomingen.” Ook het Sanitair Fonds wordt in vraag gesteld.

De sector reageerde eerst ontgoocheld op de tussenkomst van de Vlaamse overheid voor de bedrijven die op eigen initiatief geruimd hebben. “De Vlaamse regering voorzag eerder al 2,5 miljoen euro, waarmee zowat 15 % van de schade kon worden vergoed. Dat vond de sector te weinig, dus nu wordt het budget opgetrokken tot 4,2 miljoen euro, waarmee zowat 30 % van de schade zou kunnen worden vergoed. We zijn blij dat de tussenkomst verhoogd is.”

Toch slaat de vogelgriepcrisis en het gebrekkig en laattijdig optreden van de (federale) overheid diepe wonden, ook in de sector. “Er is uiteraard al een verschil tussen moederdierbedrijven, legkippen- en braadkippenbedrijven, opfokbedrijven… Ook tussen provincies onderling. Er is een verschil tussen pluimveehouders in Antwerpen, in Limburg, in Oost-, in West-Vlaanderen… Je merkt dat de onderlinge solidariteit een grote duw heeft gekregen.”

fullsizeoutput_1966

Nu de bedrijven die getroffen werden door de vogelgriep weer bevolkt zijn, is een goede eierprijs meer dan welkom. Ons mooie product mag dan ook wel naar waarde betaald worden. Alles valt en staat met de prijs die betaald wordt voor ons product. Ook wij willen zo correct mogelijk werken. En daar werken we elke dag k-eihard voor. De laatste jaren is het imago van eieren gelukkig beter geworden. Daarom: breek de dag en tik een eitje”, lacht Stefaan Verhelle.

Lieven Vancoillie

Verschillende eieren in de ondernemersmand

Het begon in het West-Vlaamse Zwevezele met (schoon)vader Hervé Steenhuyse, die opfokbedrijf Steenhuyse leidt, met in totaal 120.000 kooikippen. Zijn kuikens zijn bestemd voor de verkoop. “Mijn schoonvader is een opfokker in hart en nieren”, zegt schoonzoon Stefaan Verhelle.

“Hij werkt met enorm veel liefde en veel gedrevenheid. Bedoeling was om kuikens op te fokken voor het leghennenbedrijf. Door de gewijzigde regelgeving rond kooihuisvesting past dit echter niet meer in de puzzel. Mijn schoonvader heeft het daar nog altijd moeilijk mee. De keten was vroeger mooi gesloten, nu is die doorgeknipt. Als die kuikens naar je eigen bedrijf gaan, heb je daar meer voldoening van. Die kuikens worden nu verkocht aan broeiers, waarbij wij dan weer scharrelkippen kopen.”

In het leghennenbedrijf De Kloosterbeekhoeve werd in 2008 gestart met de ombouw van de huisvesting in de 6 naast elkaar gelegen stallen, goed voor 120.000 kippen. Van kooi naar een scharrelsysteem en overdekte wintertuin. “Een scharrelhuisvesting is een stuk moeilijker te ondernemen dan kooien, zeker op een grotere schaal. We denken daarin dan ook niet aan uitbreiding, deels omdat de ziektedruk in deze vorm van huisvesting toeneemt en het risico vrij hoog is.” Sorteren en verpakken gebeurt in ’t Munckenei. “Dankzij ons vlekkeloos distributiesysteem met eigen vrachtwagens leveren we dagvers. Elk ei is traceerbaar en alle ondernemingen beschikken over kwaliteitslabels en certificaten die onze transparantie onderstrepen.” De eieren komen van kippen uit de eigen De Kloosterbeekhoeve en van 5 vaste bedrijven, en daarnaast worden ook nog eieren in de handel gekocht. Grootste klanten zijn de grote retailers Colruyt, Aldi, Lidl, Cactus (Luxemburg) en verder nog groothandels die aan horeca leveren, bakkers, slagers… leveren Er staat op het bedrijf ook een ei-automaat, die dagelijks gevuld en aangevuld wordt.

“Onze voornaamste uitdaging en belangrijkste investering wordt de uitbreiding van ons pakstation. Het is vandaag te krap geworden. We verzetten wekelijks 2,8 miljoen eieren. Het vinden van geschikte medewerkers wordt ook een steeds groter wordende uitdaging. De concurrentie is bikkelhard, maar we hebben door correct en duurzaam te werken een vaste positie verworven. We blijven er elke dag voor gaan. We blijven ook verder inzetten op flexibiliteit en het invullen van de klanteneisen die verder toenemen. Ook wij hebben gemerkt dat de regelgeving en het administratief werk meer en meer tijd in beslag neemt. Dat onder controle houden en managen, is een van de grootste uitdagingen.” Er werken 2 vaste medewerkers in De Kloosterbeekhoeve en 10 vaste krachten in (pakstation en eierhandel) ’t Munckenei. Begin 2017 kregen de kippen er met De Kwartelier ook directe buren bij: een paar duizend kwartels zorgen elke dag voor verse kwartel-eieren.

LV

Lees ook in Pluimvee

Meer artikelen bekijken