Startpagina Recht

Vergunningverlening in landschappelijk waardevol agrarisch gebied wordt moeilijker

Met het recent arrest nr. 145/2019 van 17 oktober 2019 heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 5.7.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna VCRO) vernietigd. Deze bepaling die eind 2017 werd ingevoerd met de zogenaamde Codextrein 2017 had de vergunningverlening voor landbouwbedrijven in landschappelijk waardevol agrarisch gebied versoepeld.

Leestijd : 4 min

Het landschappelijk waardevol agrarisch (hierna LWA) gebied is een bijzondere vorm van agrarische gebied dat op de gewestplannen wordt aangeduid met een zwarte arcering op de gele kleur van de agrarische gebieden. Waar voor agrarische gebieden geldt dat deze bestemd zijn voor de landbouw in de ruimste zin van het woord, komt daar voor de LWA gebieden een beperking bij. Volgens art. 15.4.6.1 Inrichtingsbesluit zijn dit immers gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen.

In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die een agrarische bestemming hebben, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen.

Strenge rechtspraak

Die schoonheidswaarde van het landschap bleek in het verleden een echte hinderpaal bij de vergunningverlening. De rechtspraak van de Raad van State en van de Raad voor Vergunningsbetwistingen leidde immers een tweevoudig criterium af uit het hoger genoemde artikel 15.4.6.1. van het Inrichtingsbesluit waaraan de toelaatbaarheid van bouwwerken in LWA gebieden diende te worden getoetst. Dat tweevoudige criterium omvat een planologisch criterium waarbij de overheid nagaat of de te vergunnen werken in overeenstemming zijn met de bestemming ‘agrarisch gebied’ en een esthetisch criterium waarbij de overheid nagaat of de te vergunnen werken in overeenstemming zijn met de eisen ter vrijwaring van het landschap. Vooral dit tweede esthetische criterium was een rem op het bekomen van omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen voor de professionele landbouw in het LWA.

Versoepeling

De Vlaamse overheid was van oordeel dat zowel de Raad van State als de Raad voor Vergunningsbetwistingen het gewestplanvoorschrift op een zeer behoudende wijze interpreteerde, hoewel het voormelde gewestplanvoorschrift niet zou verbieden dat bepaalde werken en handelingen in die gebieden kunnen worden vergund. Om de vergunningverlening in de LWA-gebieden vlotter te laten verlopen werd daarom eind 2017 het artikel 5.7.1 VCRO ingevoerd.

Dit artikel 5.7.1. bepaalde dat in LWA gebied handelingen en werken mogen worden uitgevoerd als ze passen binnen de agrarische bestemming. In plaats van het strenge esthetische criterium werd voorzien dat bij de beoordeling van vergunningsaanvragen rekening wordt gehouden met de actueel in het gebied aanwezige karakteristieke landschapselementen en landschapsopbouw. In deze LWA-gebieden mogen slechts handelingen en werken worden uitgevoerd in zoverre op basis van een afweging wordt aangetoond dat het aangevraagde landschappelijk inpasbaar is in het gebied.

Deze afweging kan een beschrijving van maatregelen bevatten ter bevordering van de landschapsintegratie, in voorkomend geval met betrekking tot de inplanting, gabariet, architectuur, aard van de gebruikte materialen en landschapsinkleding en kan eveneens rekening houden met de landschapskenmerken uit de vastgestelde landschapsatlas, en de mate waarin het landschap gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van clusters van bedrijfscomplexen of verspreide bebouwing of de aanwezigheid van lijninfrastructuur.

Op deze manier kon bij de aanvraag voor het bekomen van een nieuwe stal of loods in LWA gebied toch een vergunning worden bekomen door de aantasting van het landschap te compenseren bijvoorbeeld door maatregelen te nemen die het nieuwe gebouw integreren in het landschap.

Versoepeling vernietigd

Met het arrest van 17 oktober 2019 fluit het Grondwettelijk Hof de Vlaamse decreetgever nu terug. Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat het betreffende art. 5.7.1 VCRO een generieke afzwakking van het beschermingsniveau van LWA gebieden inhoudt, zonder onderscheid in uitbreidingen en nieuwe inplantingen en zonder grondige en gebiedsgerichte benadering voorzien. Volgens het Grondwettelijk Hof zal deze regeling uit art. 5.7.1 VCRO ondanks bepaalde waarborgen die werden ingeschreven, een aanzienlijke achteruitgang met betrekking tot het leefmilieu veroorzaken die niet redelijk verantwoord is.

Daarbij overweegt het Grondwettelijk hof dat het ook niet redelijk is dat op deze manier eigenlijk de bestemmingsvoorschriften werden gewijzigd zonder dat in inspraakmogelijkheden werd voorzien. Dergelijke inspraak zou wel geboden zijn, mochten (bijvoorbeeld door een ruimtelijk uitvoeringsplan) de bestemmingsvoorschriften op een andere manier zijn gewijzigd. Om deze reden vernietigt het Grondwettelijk Hof het art. 5.7.1. VCRO.

En nu?

De vernietiging door het Grondwettelijk Hof heeft een onmiddellijke uitwerking. Het artikel 5.7.1. VCRO is immers al uit het rechtsverkeer verdwenen, zodat opnieuw de oude strenge toets aan het esthetisch criterium moet worden doorgevoerd. Vergunningsaanvragen die nog in behandeling zijn, zullen onmiddellijk weer onder de oude strenge toets vallen. Zelfs voor de vergunningen die momenteel betwist worden voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen zal geen rekening meer mogen gehouden worden met de regels die wel nog golden toen de deputatie of de minister de vergunning toekende. De vraag is dan ook of de Vlaamse decreetgever een nieuwe poging zal doen om deze vernietigde regel op één of andere manier terug in voeren…

Jan Opsommer

Lees ook in Recht

Belangrijkste bepalingen uit het uitvoeringsbesluit toegelicht

Recht Op 1 november 2023 is het Vlaams Pachtdecreet van 13 oktober 2023 in werking getreden. In het decreet zelf werden nog een aantal praktische zaken overgelaten aan de Vlaamse regering. Deze heeft nu haar voorontwerp van uitvoeringsbesluit aan de Raad van State overgemaakt voor advies.
Meer artikelen bekijken