Startpagina Tuin

Zoete kersen of zure krieken?

Wie voldoende ruimte heeft in de tuin en houdt van een overvloedige oogst aan lekkere en gezonde vruchten, moet de aanplant van een kerselaar of kriekelaar in overweging nemen. Zeker nu deze fruitsoorten ook leverbaar zijn als klein blijvende struikvormen of spilbomen.

Leestijd : 5 min

Hierdoor wordt het veel eenvoudiger om de vruchten te beschermen tegen vogels, de grootste vijand van deze teelt, door middel van een vogelnet. Niet voor niets is de naam van de botanische soort (de voorouder van vele lekkere rassen) Prunus avium (vogelkers). Hoewel de zure krieken en de zoete kersen uiterlijk goed op elkaar lijken, zijn het toch duidelijk verschillende soorten, met verschillende botanische voorouders, die elk hun specifieke eigenschappen hebben.

Kersen

Over de geschiedenis en de ontwikkeling van de oorspronkelijke botanische soorten tot de veredelde “rassen” is niet zo veel bekend. Wel staat vast dat de voorouders van de huidige moderne kriekenbomen ( Prunus cerasus spp.), net als de voorouder van de huidige kersenbomen ( Prunus avium), afkomstig zijn uit het noordoosten van Azië. Beide soorten zijn bij ons winterhard, temperaturen tot -25°C zijn geen probleem, maar de kersen lopen vanwege hun vroege bloei wel kans op vorstschade.

Ook een koud voorjaar kan bij de kersenteelt problemen opleveren, de vruchten kleuren dan voortijdig rood en vallen massaal van de boom. Kersenbomen houden van een matig vochtige grond, maar hebben tijdens de vruchtzetting wel voldoende vocht nodig om de voldoende grote vruchten te ontwikkelen. Sommige kersenrassen (vnl. de knapkersen of vleeskersen) zijn dan weer gevoelig voor natte periodes tijdens de vruchtrijping, waardoor de vruchten openbarsten en niet meer te bewaren zijn na de pluk.

Krieken

In Nederland noemt men krieken 'morellen' of 'zure kersen'. In België is het woord kriek algemeen aanvaard voor de rassen die afstammen van de soort Prunus cerasus (cerasus betekent zowel in het Grieks als in het Latijn 'kers'). Waarschijnlijk is de term kriek ontstaan door veralgemening van de naam van het meest aangeplante ras nl. de 'Noordkriek'. Kriekenbomen zijn heel wat minder veeleisend dan kersenbomen en geven dus meer kans op een jaarlijkse overvloedige oogst.

Krieken bloeien, afhankelijk van het ras, een paar weken later dan kersen, waardoor er minder kans is op vorstschade tijdens de bloei. Krieken zijn wat betreft klimaat en bodem weinig veeleisend. Zelfs op gure plaatsen en in jaren met weinig neerslag doet hij het nog goed. Van nature blijft de kruin van de kriekenboom een stuk kleiner dan die van de kersenbomen, waardoor hij, geënt op een zwak groeiende onderstam, kleiner blijft dan een kerselaar en de vruchten dus gemakkelijker beschermd kunnen worden tegen vogelvraat.

Bestuiving

Wie een krieken- of kersenboom wenst aan te planten dient zich goed te informeren over de bevruchtingseigenschappen van het ras. Het is zo dat de meeste oude kriekenrassen zelfbestuivend zijn en dus een goede oogst garanderen, ook als er geen andere kriekensoort in de buurt groeit. De meeste moderne rassen daarentegen dragen wel vruchten zonder een goede bestuiver in de buurt, maar leveren een veel grotere oogst op als er wel een ander kriekenras in de nabijheid groeit.

Bij kersen is het net omgekeerd, daar zijn de oude soorten stuk voor stuk kruisbestuivend en hebben dus behoefte aan vreemd stuifmeel om een goede oogst op te leveren. Komt daarbij nog dat niet ieder ras ieder willekeurig ander ras kan bevruchten en als we dan ook nog rekening houden met de verschillende bloeiperiodes naargelang het ras, dan is het soms wat puzzelen om tot een goede bevruchting te komen. Wel is gebleken dat de 'moderne' zelfbestuivende kersenrassen goede universele bevruchters zijn van de 'oude' kruisbestuivende kersenrassen.

Uit onderzoek weten we dat krieken en kersen elkaar wel kunnen bestuiven, maar omwille van de verschillende bloeitijdstippen gebeurt dit in de praktijk omzeggens niet.

Goede liefhebbersrassen

Een eerste keuze die men dient te maken bij aankoop van een fruitboom is de boomvorm. Hoog- en halfstammen worden door middel van oculeren veredeld op een zaailing van vogelkers (Prunus avium). Voor laagblijvende spilvormen of laagstambomen zijn traaggroeiende onderstammen zoals 'Weiroot' en 'Gisela 5' in combinatie met matig groeiende rassen ideaal.

Laagblijvende kriekenbomen kan men vanwege de van nature compact blijvende kroon van de kriekelaar, telen als laagstam (de boomkroon laten ontwikkelen net boven de grond), laagblijvende kersenbomen dienen te worden geteeld als spilvorm (zonder echte boomkroon maar met los verspreide vruchttakken aan een centrale as). Hou bij de aankoop ook rekening met de oogstperiode. De oogst bij kersen en krieken loopt naargelang het ras gespreid over een 8-tal weken, waarbij kersen vroeger rijp zijn dan krieken. Vroege rassen zijn gevoeliger voor vorstschade dan latere rassen.

Kriekenrassen:

Noordkriek: lange tijd het standaardras, maar vanwege zijn grote gevoeligheid voor de monilia schimmel en de ontwikkeling van meer resistente soorten niet meer aan te raden voor de tuin.

Gorsemkriek of Heimann' rubinweichsel is een halfvroeg zelfbestuivend ras en een goede kruisbestuiver voor andere rassen, met grote bruinrode krieken die geschikt zijn als eetkriek en voor verwerking (invriezen, jam, sap) in de keuken.

Gerema is een zelfbestuivend laat ras met een goede resistentie tegen monilia rot en dat ook onder minder gunstige omstandigheden een goede oogst aan grote donkerrode stevige krieken oplevert.

Korund is een gedeeltelijk zelfbestuivend (grotere oogst met bestuiver in de buurt), vroeg ras. Dit ras is matig gevoelig voor monilia rot en geeft grote donkerrode vruchten met een verfrissende zoetzure smaak.

Kersenrassen:

Bigarreau Van: is een middelvroeg 'modern' ras dat behoefte heeft aan een bestuiver in de omgeving. Grote donkerrode vruchten met een korte steel. Gevoelig voor barsten.

Hedelfinger: een laat, zeer gekend ras met grote, stompe hartvormige vruchten met vast vruchtvlees. Bestuiver nodig, minder gevoelig voor barsten.

Lapins: een laat, zelfbestuivend ras dat ook een goede universele kruisbestuiver is. Geeft grote tot zeer grote, harde vruchten met een zoete, aromatische smaak. Gevoelig voor barsten.

Regina: een gekend, laat ras dat behoefte heeft aan een goede bestuiver. Goede resistentie tegen monilia rot. Geeft hele grote, donkerbruine, glanzende vruchten met een zoetzurige, sterk aromatische smaak. Weinig gevoelig voor barsten.

-Krieken op zwakgroeiende onderstam dragen al in het 2° jaar na aanplant vruchten, kersen doen er 4 jaar over. Wie zo lang niet kan wachten, kan alvast genieten van een lekker kriekbiertje. Een typisch Belgisch (lambiek)bier op smaak gebracht door toevoeging van verse krieken. Schol.

GB

Lees ook in Tuin

Het nieuwe moestuinseizoen staat voor de deur

Tuin Door de zachte temperaturen belooft het in 2024 een vroeg seizoen te worden. De enthousiaste moestuinier voelt zich in deze periode zoals een kind in de weken voor Sinterklaas: voorzichtig bladerend door de catalogi van zaadhuizen en tuincentra op zoek naar nieuwigheden en curiosa, hier en daar aankruisend welk ras of soort men in het komende seizoen wel eens wil uit proberen.
Meer artikelen bekijken