Startpagina Edito

Edito: werk genoeg voor Belpotato

De opmars van de Belgische aardappelsector lijkt niet te stuiten. Frietfabrikanten bouwen nieuwe fabrieken en de teelt rondt weldra de kaap van 100.000 ha af. Er zijn echter ook grote uitdagingen. De oplossing ligt in goede samenwerking binnen de keten,

en een overheid die bereid is om met de sector mee te denken.

Leestijd : 2 min

De Belgische frietindustrie fietst vooraan in het peloton, met naast zich de Noord-Amerikanen en achter zich de Nederlanders en Fransen. Lokale grootheden Clarebout, Agristo en Mydibel maar ook bijvoorbeeld het Nederlandse Aviko investeren in de Belgische aardappelverwerking, of deden dat zeer recent.

De aardappelteelt is afhankelijk is van het succes van de verwerking en handel. Net zo goed is de industrie afhankelijk van de komst van voldoende, kwalitatieve aardappelen. Vooralsnog is de teelt in gelijke tred met de industrie gegroeid. De groei was voor alle partijen in de keten blijkbaar financieel voordelig. De groei kan nog wel doorzetten, want de vraag naar friet blijft de komende jaren naar verwachting toenemen.

Dat neemt niet weg dat de sector zal moeten afrekenen met een serie uitdagingen. De industrie worstelt periodiek met protectionisme. De afgelopen jaren kwamen handelsgeschillen met Colombia, Brazilië en Zuid-Afrika voorbij.

De teelt ziet zich geconfronteerd met oplopende kosten. Nieuwe phytophthorastammen, zwarte nachtschade, de coloradokever, maar ook het continu verdwijnen van gewasbeschermingsmiddelen maakt het lastiger en duurder om de aardappelteelt gezond te houden. Wellicht zijn telers nog het meest bezorgd over het Europees verbod op het kiemremmingsmiddel chloorprofam.

De uiterste gebruiksdatum voor onder meer het bewaren van aardappelen is 8 oktober 2020. Voor de oogst 2020 moet de aardappelsector dus uitwijken naar alternatieven. Voor de bewaring zijn de oplossingen duur – volgens sommigen verdacht duur zelfs. Voor de export geldt dat nog gezocht wordt naar een afdoende oplossing.

De maximale residulimiet (MRL) is voor nu 10 ppm, wat neer komt op 10 mg in een kg aardappelen. Uiteindelijk moet de MRL dalen tot 0,01 ppm. Residuen van het middel kunnen nog een aantal jaren gevonden worden in aardappelen die zijn bewaard in loodsen waar ooit chloorprofam is gebruikt. De detectienorm is zo laag dat men binnen de aardappelsector vreest dat tot de helft van de aardappelen niet verwerkt kan worden.

Een tijdelijke MRL kan de sector lucht geven. Dat moet een residugrens zijn die laag genoeg is om de volksgezondheid te kunnen waarborgen, maar hoog genoeg om een werkbare situatie in de akkerbouw te bewerkstelligen. De vraag is of ScoPaff, een permanent comité onder voorzitterschap van de Europese Commissie, akkoord gaat. Aan de Belgische overheid de taak de problematiek Europees te benadrukken.

De extra kosten roepen ondertussen de vraag op of deze voldoende worden doorberekend in contracten. Daarbij zien we verschillen tussen bedrijven. Waar men compenseert voor het wegvallen van chloorprofam, zoals bij McCain, wordt dan weer de vraag gesteld of de compensatie wel voldoende is. Uiteindelijk is een keten maar zo sterk als de zwakste schakel. Hopelijk is iedereen daarvan doordrongen. Onlangs richtte de aardappelteelt de brancheorganisatie Belpotato.be op. Werk genoeg.

Jan Cees Bron

Lees ook in Edito

Meer artikelen bekijken