Startpagina Vleesvee

‘Bleu Vallon’ hoort thuis in onze restaurants

De fokkers van Belgisch witblauw hebben ongelooflijk veel passie voor hun uitzonderlijke product. Daarom willen ze dit ten volle in de horeca promoten. Hun visie ligt aan de basis van het ‘Bleu Vallon’-label, het resultaat van een partnerschap tussen BBB Promotie, Faircoop en BELGIUMeats.

Leestijd : 7 min

Het nieuwe label werd op 18 februari door alle partners voorgesteld op het bedrijf van de familie Coheur in Awans in aanwezigheid van Waals minister van Landbouw Willy Borsus.

Om tot deze samenwerking te komen, gingen de verschillende spelers in de keten van dezelfde vaststelling uit: hoewel iedereen de intrinsieke kwaliteit van het Belgisch witblauw vlees erkent, staat het ras nog te weinig op de kaart in onze restaurants. “Nochtans is het ‘het beste vlees ter wereld’”, stelt Didier Petry, voorzitter van de vereniging voor de promotie van Belgisch witblauw, “Het zit boordevol smaak.” Dit zijn onbetwistbare voordelen die door de consument op prijs worden gesteld.

Van links naar rechts: Dany Derval, voorzitter van BELGIUMeats, Didier Petry, voorzitter BBB Promotion, en Erwin Schöpges, voorzitter van Faircoop, bij de ondertekening van de overeenkomt, in gezelschap van Waals minister van Landbouw Willy Borsus.
Van links naar rechts: Dany Derval, voorzitter van BELGIUMeats, Didier Petry, voorzitter BBB Promotion, en Erwin Schöpges, voorzitter van Faircoop, bij de ondertekening van de overeenkomt, in gezelschap van Waals minister van Landbouw Willy Borsus. - Foto: M-F V

In een enquête in 2021 in opdracht van BBB Promotion gaf 77% van de ondervraagden de voorkeur aan Belgisch vlees, tegenover 59% voor Iers vlees, terwijl Frans en Argentijns vlees respectievelijk slechts 44% en 37% gunstige beoordelingen krijgen.

De kleur van onze koeien en het glooiende landschap

Het is in deze context dat het label ‘Bleu Vallon’ is ontstaan. ‘Bleu’ omdat het verwijst naar ons Belgisch witblauw ras, waar we zo trots op zijn, en ‘Vallon’ als verwijzing naar onze prachtige landschappen”, aldus Didier Petry. “Het werd hoog tijd dat het stamboek een ‘merk’ voor ons ras creëerde, een label dat de lokale, familiale landbouw bevordert, dat garant staat voor op de boerderij geproduceerde voedingsmiddelen, maar ook voor respect voor de consument, het milieu en het beroep van de producent.” Het dier moet zijn hele leven doorbrengen op hetzelfde beslag, in dierenwelzijnsomstandigheden die conform zijn met de van kracht zijnde wetgevingen en het moet vervolgens ook geslacht en versneden worden in België. Alleen vrouwelijke dieren tussen 48 en 84 maanden, die ten minste tweemaal hebben gekalfd, worden geselecteerd om te worden geserveerd met het label ‘Bleu Vallon’. Ten slotte zal de ‘Bleu Vallon’ een rascertificering krijgen dankzij een nieuwe procedure ontwikkeld door het Belgische witblauwe stamboek, Eléveo, in samenwerking met Arsia, en met de steun van het Waalse Gewest.

“Het partnerschap met Fairebel, dat dezelfde doelstellingen heeft, is heel organisch ontstaan, want deze instanties zijn opgericht door veehouders die dezelfde waarden hoog in het vaandel dragen, namelijk het voortbestaan van de veehouderij en een goede prijs voor de veehouder.”

Billijke vergoeding nodig

Het label Fairebel, dat in 2009 werd opgericht door landbouwers na de grote melkcrisis, streeft ernaar om een fair label te zijn. Aanvankelijk richtte Fairebel zich op melkproducten (melk, boter, kaas, ijs), maar intussen is het uitgebreid tot fruit (appelen en peren) en rundvlees. De faire dimensie staat daarbij nog altijd centraal. “Het heeft geen zin om Belgische producten te promoten en te kopen als de boer niet goed wordt betaald”, aldus Erwin Schöpges, voorzitter van Faircoop, die terugwil naar de basisprincipes van de coöperatieve vereniging. Deze telt intussen 1.500 aangesloten consumenten.

Het woord geven aan een Fairebel-veehouder is de beste manier om een goed beeld te krijgen van zijn werk. Yves-Marie Desbruyères, afkomstig uit de regio Doornik, was getuige van de ingrijpende veranderingen van het Waalse platteland de voorbije 50 jaar. Met zijn 55 jaar zag deze man hoe de snelweg aangelegd werd in de buurt van zijn huis. Anderen hebben moeten leren leven met de uitbouw van industriezones op een steenworp van hun bedrijf. Al deze veranderingen in het agrarische landschap stemden hem melancholisch. “Vroeger waren er veel kleine boerderijen, mijn dorp had een voetbalclub, een school, een paar buurtwinkels en 3 eetcafés. Nu blijft er enkel nog een bakkerij over”, betreurt hij. “Ik ben de laatste veehouder in Melles, terwijl we een jaar geleden nog met 4 waren. De andere 3 waren grotendeels jonger dan ik.”

De cijfers van het Belgische bureau voor de statistiek, Statbel, illustreren deze onverbiddelijke daling: van de 30.881 Waalse rundveebedrijven in 1980 waren er in 2020 nog slechts 7.639 over. Van de 17.544 veehouders in België houden er in 2020 9.765 minder dan 25 dieren. Aangezien de gemiddelde leeftijd van de veehouders relatief hoog is en het percentage van potentiële overnames lager dan 15% is voor veebedrijven, mogen we ervan uitgaan dat hun aantal binnen minder dan 10 jaar gehalveerd zal zijn.

Vleesconsumptie daalt met gemiddeld 0,9 kg/jaar

Volgens Yves-Marie Desbruyères stoppen de mensen met veehouderij, omdat het niet meer rendabel is, omdat het veel stress met zich meebrengt en omdat er een schrijnend gebrek aan erkenning is voor hun werk en voor hun productie. “Daarom hebben we steun nodig van de burgers en de politiek”, voegt hij eraan toe.

De veehouder wijst ook op de slinkende vleesconsumptie: in 1970 at de Belg nog ongeveer 33 kg vlees per jaar. In 2020 is dit cijfer gedaald tot 10,7 kg rund- of kalfsvlees per jaar, of 206 g per week per inwoner. Gemiddeld daalt de consumptie in België jaarlijks met 0,9 kg. 20% van het vlees wordt bovendien geconsumeerd in de horeca, schoolrefters of fastfoodketens.

“Maar in restaurants vinden we buitenlands vlees – Iers, Australisch, Argentijns, Amerikaans – dat in sommige gevallen hormonen bevat en dat van runderen komt die worden vetgemest in immense feedlots, met vele duizenden dieren, die van over de Atlantische Oceaan komen”, betreurt Desbruyères. Hij zegt erbij dat dit buitenlandse vlees meestal goedkoper is.

We moeten dus onze landbouw beschermen, samen met de veehouderij op basis van gras, dat van groot belang is voor het milieu dankzij het behoud van weidegronden. “Bij mij thuis zijn er vliegen, zwaluwen, bodeminsecten in de mest, veldmuizen en torenvalken, die allemaal bijdragen tot een ecosysteem dat dreigt te verdwijnen als we geen veeteelt meer hebben”, zegt Yves-Marie Desbruyères. “Hij roept de burgers-consumenten op om te beseffen dat het belangrijk is om lokaal vlees te eten op restaurant.”

De waarheid ligt op ons bord

De beste manier voor de veehouders om dat te bereiken, was dus om de restaurantuitbaters aan te spreken, gewapend met een veelbelovend project om hun vlees met keurmerk te verkopen. Zo gingen ze aankloppen bij Dany Derval, oprichter van het bedrijf ‘Paris Brussels Gastronomy’ in Binche, dat aan restaurants, brasseries en bistrots niche-, streek-, traditionele en ontdekkingsproducten aanbiedt, altijd vanuit de korte keten.

“Wij werken met bekende slagers, in de eerste plaats Hugo Desnoyers en Hendrick Dierendonck, van wie wij het vlees exclusief verdelen”, zegt Dany Derval. Hij legt uit dat de selectiecriteria gebaseerd zijn op de authenticiteit van een traditioneel product, op de manier waarop de productie een streek of vakkennis in de verf zet, op respect voor het dier en tot slot op de smaak, die bij de consument emoties en herinneringen moet opwekken.

Derval, die trouw blijft aan zijn motto 'de waarheid ligt op het bord', bracht restauranthouders en veehouders samen rond de tafel om 'Bleu Vallon'-vlees te degusteren. De deelnemers waren overtuigd door de organoleptische kwaliteiten, de geschiedenis en de aanpak. Vervolgens richtte hij het handelsplatform BELGIUMeats op, dat niet alleen openstaat voor ‘Paris Brussels Gastronomy’, maar ook voor andere groothandelaars die grotere gebieden bestrijken, delicatessenzaken, slagers en gemeenschapskeukens.

Volgens Didier Petry is het BBB-vlees het beste ter wereld, maar het is onvoldoende aanwezig in onze restaurants.
Volgens Didier Petry is het BBB-vlees het beste ter wereld, maar het is onvoldoende aanwezig in onze restaurants. - Foto: M-F V

Vlees laten rijpen

Om de distributie van dit nieuwe label te optimaliseren, denkt Derval na over de verkoopargumenten en analyseert hij de markt. Hij gaat daarbij uit van de opportuniteiten (het product beantwoordt aan de verwachtingen van de nieuwe generaties), de sterke punten (het vlees is afkomstig van een lokaal ras dat goed ingeburgerd is; het is bekend want Belgisch witblauw blijft een product dat bij ons veel op tafel komt)... maar ook van de zwakke punten ervan , zoals de prijs (20 à 30% duurder dan buitenlands vlees), het lage vetgehalte, het gebrek aan smaak of de onevenredige verhouding tussen de edele stukken en de stukken van tweede keus.

Bovendien blijft buitenlands vlees populair in de Belgische horeca dankzij het uitgebreide aanbod en de aangepaste distributiekanalen. Ten slotte moet er rekening gehouden worden met nieuwe voedingsgewoontes zoals veganisme, vegetarisme of flexitarisme.

Dany Derval wees tevens op een gebrek aan rijping – of hoe een spier vlees wordt – in het productieschema voor Belgisch witblauw. “Het belangrijkste doel van de rijping is om het vlees malser te maken – hoewel Belgisch witblauw al van zichzelf mals is – en om de smaken intenser te maken. Dat kan onder andere door het vlees langzaam te koelen in het slachthuis. "Vlees laten rijpen betekent het rigor mortis-proces zijn werk laten doen terwijl je het onder controle houdt”, zegt Dany Derval.

Inzicht verschaffen

“Naast het voorbereidende werk om 'Bleu Vallon' te promoten en te verdelen, is het onze plicht om de toekomst van de jongeren en het voortbestaan van onze familiebedrijven veilig te stellen”, gaat Erwin Schöpges verder. “Het project heeft dan wel commerciële doeleinden, het is ook belangrijk om ons vak uit te leggen aan de burgers en om de mensen uit de horeca inzicht te verschaffen in het leven van de veehouder en zijn dieren, un het leven van de koe die hij 5 tot 6 jaar verzorgt tot het moment waarop het stuk vlees op het bord van de consument ligt”, licht Schöpges toe.

“Het is aan ons, boeren, om de restaurantuitbaters en de consumenten dagelijks te overtuigen en hen aan te sporen om over ons project te praten”, stelt hij. Hij roept de politieke vertegenwoordigers op om na te denken over de plaats van de landbouwers in onze samenleving. “Zoals elke burger het recht heeft op toegang tot de beste voeding, zo heeft elke landbouwer het recht op toegang tot de markt om deze integere keten te doen groeien.

Dit project is als een lang parcours dat geduld en tijd vergt om de eindmeet te bereiken. Wij, boeren, leveren goed werk, nemen het ernstig en zijn bereid om allemaal het beste van onszelf te geven voor de verdelers en de consumenten”, besluit de voorzitter van Faircoop. Woorden die klinken als een nieuw begin voor de keten van het Belgisch witblauw ...

Marie-France Vienne

Lees ook in Vleesvee

Meer artikelen bekijken